Tot en met de 30e blijft Marlborough's leger in het kamp van Oombergen en Borst. De 31e wordt een nieuw kamp betrokken ten N.O. van Oudenaarde, met het hoofdkwartier te Berleghem. De infanterie kampeert in een linie van Eenaeme tot Neder-Swal- men, de cavalerie in twee linies van Neder-Swalmen tot Hundel- ghem. Van deze is de eerste linie bestemd om z.n. front te maken tegen Doornik, de tweede tegen Gent. De hoofdzaak is voorlopig het beveiligen van de convooien, die thans weer van Brussel komen. DomprÉ geleidt, na zijn vergeefse tocht naar St. Ghislain, weer een eerste groot convooi van Ath naar Oudenaarde, en legert zich daarna te Lessines. Hompesch was reeds de 28e met 28 eskadrons naar Meenen gemarcheerd, waar zijn taak was, met behulp van enige bataljons, welke hier en in Kortrijk lagen, een wakend oog te houden op eventuele ondernemingen van Gent en Brugge uit. Voor de veiligheid der convooien tussen Oudenaarde en Meenen zorgde Dedem, die met een twintigtal bataljons bij Peteghem (W. van Oudenaarde) stond, van welke hij later een deel aan Hompesch moest afstaan, die ze op zijn beurt ter beschikking van Eugenius van Savoye moest stellen. Chanclos voerde wederom het bevel in Oudenaarde. Vermel ding verdient nog, dat gelijktijdig met het verlaten van het kamp van Rousselaere, Erle order had ontvangen, vijf van de te Oostende liggende Engelse bataljons naar Antwerpen te zenden, zodat thans, behalve Dendermonde, de twee havensteden zich in Engelse handen bevonden. Vooral met het oog op de aanstaande onderhandelingen over de barrière was dit niet zonder betekenis Intussen verwachtte Marlborough met ongeduld het einde van het beleg der citadel dat, bij het aangenomen systeem van sapperen, slechts langzaam vorderde. Karakteristiek is in dit opzicht zijn brief van 2 December aan des Rocques, waarin hij de directeur, onder belofte van strikte geheimhouding, vraagt, hem, 'sans réserve' mee te delen hoe het er nu eigenlijk mee staat. Intussen dringt hij er bij Eugenius sterk op aan het garnizoen krijgsgevangen te maken, zowel wegens de 'éclat' welke hiervan zou uitgaan als omdat het de in neming van Gent en Brugge, waarmee de veldtocht zou worden besloten, zou vergemakkelijken. De 2e December verordende Marlborough, die geenszins on godsdienstig was, regimentsgewijs een dankzegging wegens de ge lukkige overtocht over de Schelde. De Britse kolonel Blackader, een puritein van de oude stempel, tekent hierbij in zijn dagboek aan x) Tilly aan Heinsius 3 December (Heins. arch. 1337). Hompesch aan id. 1 December (H. A. 1292); Murray IV-329, 332. 424

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 456