comme les autres', schrijft hij die dag aan Marlborough. Eerst nu
deed Marlborough een formeel voorstel ten overstaan van alle
gedeputeerden, dus ook van Collen, Rechteren en Welvelde,
die men tot nog toe opzettelijk buiten de zaak had gehouden,
wederom een bewijs van de minder goede verstandhouding in het
college x).
Intussen waren reeds besprekingen geopend met diverse aan
nemers van fourage, terwijl Cadogan en Dopf een staat opmaakten
van de vereiste hoeveelheden. De medewerking van de Brusselse
Raad van State werd ingeroepen voor het beschikbaar stellen van
wagens en vaartuigen.
Te Oudenaarde worden sedert de 8 e gabions en fascines gereed
gemaakt; zowel het garnizoen als het detachement van Dedem
worden hiertoe aan het werk gezet 2).
Eerst als op 8 December de citadel gevallen is kan men echter tot
het insluiten van Gent overgaan. Reeds de ioe laat Eugenius het
belegeringsgeschut te Rijssel inschepen.
De iie vangen de bewegingen aan, welke het insluiten van de
stad ten doel hebben. Die dag breekt het leger van Berleghem op en
marcheert het naar Melle, ten Z.O. van Gent, tussen de boven- en
de beneden-Schelde. Dedem komt die dag, na door nog 10 bataljons
uit het leger versterkt te zijn, te Swijnaerde, tussen Schelde en Lys.
De 13e komt EIompesch met zijn korps te Deinze. De zelfde dag
gaat Murray bij Melle over de Schelde, en sluit de sector af tussen
de beneden-Schelde en het kanaal naar Sas van Gent. De weg naar
Brugge liet men dus, vermoedelijk met voorbedachten rade, nog
voor la Mothe open; een tijdige aftocht van het garnizoen zou de
geallieerden, naar men mag aannemen, niet onwelkom zijn geweest.
Het leger van Eugenius kreeg tot taak, het beleg te dekken. Met
achterlating van 20 bataljons en 2 eskadrons te Rijssel, waarvan er
acht in de citadel komen, verlaat de prins de 13e de stad. De 16e
en volgende dagen komt de infanterie, na bij Oudenaarde de Schelde
te zijn overgegaan, in Aalst en Grammont; de cavalerie naar de zijde
van Enghien 3).
Bij deze voorbereidende bewegingen trad een ernstige stagnatie
x) Goslinga zie nt. i, p. 427; Heinsius aan Marlborough 2 December bij V. 't Hoff nr. 690.
Marlborough aan Slingelandt 30 November (Arch. Twickel).
2) Goslinga, Mém. 9^, 96; Murray 343. Bij Murray p. 405-, 406 vindt men een contract, met drie
aannemers gesloten, over fourage a f 0,000,waarvan 213 000 op voorhand te betalen door
Groot-Brittannië en de Republiek, ieder voor de helft. Bovendien f 700 000 voor brood en fourage
voor de keizerlijke troepen.
3) Tilly a. d. St.Gl. 13 December (St.Gl. £o2id). Pelet 157. Murray IV-345, 355-'SJ. Feldzüge
X-497, 498. Voorts over het beleg: Eur. Mere. 1709, 124-130. Eugenius a. d. Keizer, Ouden
aarde 16 December, Brussel 20 December (Feldzüge X, Suppl4 387-389).
428