Wat de winterkwartieren aangaat, legerden de Engelsen wederom in Gent, alsmede in Antwerpen, Dendermonde en Oostende; de Denen in Brugge en omliggende plaatsen, de Hannoveranen langs de Demer, de keizerlijken in het Luikse en het hertogdom Limburg, de Pruisen langs de Maas en in het Keulse, de Hollanders in de generaliteitslanden, Rijssel, Meenen en Oudenaarde1). Aldus eindigde een der langdurigste en merkwaardigste veld tochten, welke de gehele 17e- en 18e eeuw opleveren. Een veld tocht vol spannende momenten en verrassende wendingen, waarin aan beide zijden schitterende daden verricht, en ongetwijfeld ook grote fouten gemaakt zijn. De opsomming van beide achten wij na het bovenstaande overbodig. In de landen der Grote Alliantie heerste uitbundige vreugde over de luisterrijke uitkomst. Niet alleen om de verovering van het belangrijke Rijssel, als wel omdat het overwicht der geallieerde wapenen over die van de Zonne koning helderder dan ooit was aan het licht getreden. Na de zege der verbonden troepen bij Oudenaarde toch stond de gehele veld tocht onder invloed van de onmacht aan Franse zijde om het op een nieuwe veldslag te laten aankomen. Hierin ligt het geheim zowel van het overbrengen der convooien, eerst van Brussel, later van Oostende, naar Rijssel, het falen van het ontzet, de ongehinderde overgang over de Schelde, het heroveren van Gent en Brugge. Had men in het leger voor EuGENius algemeen bewondering en eerbied, over Marlborough waren althans de Hollandse generaals niet te spreken. Hiervan getuigen o.a. de brieven van Pesters en Hulft aan de raadpensionaris. De eerste schrijft 18 December 'dat het generale misnoegen in 't leger, niet alleen onder de generaals en officieren van den Staat, maar selfs onder de heeren Gedeputeerden, tegens den Hertog hoe langer soo meer toeneemd'verscheidenen schreven er 'heete rappor ten' over aan hun vrienden in de regering. Hulft bericht 1 o Januari uit Brussel 'dat vrijwel alle generaals van ons leger misnoegd zijn wegens de conduittes tegen hen in de afgelopen campagne gehouden' 2). De generaals schrijven zelf niet over hun grieven, althans niet aan 436 1) Eur. Mere. 1709, p. 144. 2) Veenendaal 224, alwaar de citaten. Van belang is hierbij hetgeen Arend van Wassenaer-Duiven- voorde schrijft aan Bentinck: a l'esguard des jalousies parmi les chefs [Marlborough en Eugenius?] ilfaut espérer qu'elles n'éclateront point, et pour ce qui reguarde nos officiers et géné- raus on tache a les empécher de crier le plus qu'on peut; nos députéz a l'armée sont ceus qui se sont plaint le plus de la manière dont nos troupes ont estéz traitées pendant la campagne, mais après tout le bien de la cause comune doit prévaloir et il faut assoupir tout sujet de dissention; on pardonne ce que fait faire l'avarice, mais on ne s^auroit soufrir la supériorité que prend le favori, sa manière hautaine et brutale et les dispositions qu'il fait au préjudice des troupes et au profit de sa bourse Het laatste slaat natuurlijk op Cadogan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 468