zouden riskeren, opgewassen te zijn. Bovendien bezaten wij geen Coehoorn meer, om een zo zwaar karwei binnen redelijke tijd tot een goed einde te brengen. Wel is er bij verschillende schrijvers sprake van een aanslag op de stad, en wel met de medewerking van een ingezetene, een zekere Pasquier. Het verhaal vindt men bij Lamberty, onder de veelbe lovende titel'Relation du ressort secret qui a donné lieu a la bataille de Ramillies'Het komt in het kort op het volgende neer. Pasquier had reeds geruime tijd met de kolonel Goethem, een vermaard partijganger, te Luik plannen beraamd tot verrassing van Namen. Toen zijn bezoeken aan Luik verraden en hij door de gouverneur van Namen, de Saillant, ondervraagd werd, ontkende hij aanvankelijk, doch diste vervolgens een verhaal op van een aanslag op de abdij van St. Amand bij Doornik, welke Goethem voornemens was te doen met 3000 paarden. Marlborough zou tot begunstiging van dit grandioos plan met het leger tot Genappe vooruitrukken, en hij, Pasquier, zou enige lieden omkopen om toegang tot de abdij te verschaffen. Zowel Saillant als Villeroy zouden dit alles hebben geloofd, en het stelling nemen der Frans-Spaanse strijdkrachten bij Ramillies zou dan ten doel gehad hebben, de abdij van St. Amand voor plundering te vrijwaren. Wij menen met deze verkorte weer gave voldoende aandacht aan dit weinig geloofwaardig verhaal te hebben besteed1). De ware oorzaak van de slag bij Ramillies was, dat koning Lode- wijk uitdrukkelijk een tactiek wenste van krachtsvertoon, gepaard aan de bereidheid om zonodig een slag te accepteren. 'Les ménage - ments' schreef de koning 6 Mei aan Villeroy, 'que j'ai eus jusqu'a présent, et les partis de sagesse que j'ai cru devoir prendre ayant produit des effets tout contraires a ce que j'ai du en esperer, les ennemis les ayant attribués a la faiblesse, je ne vois rien qui puisse mieux les déterminer a venir a un accommodement qui est devenu nécessaire, que de leur faire voir que j'ai des forces suffisantes pour les attaquer partout'. De koning zowel als Villeroy meenden met vertrouwen de uitslag van een strijd in het open veld tegemoet te mogen zien. Het leger, door recrutering en het aantrekken van troepen uit de garnizoenen aangevuld, was sterker dan ooit tevoren, en vooral in de schitterende ruiterij van het Maison du Roy had men een schier onbepaald vertrouwen. De koning was er zich wel van bewust, dat niet alle korpsen gelijk waardig waren, maar, schreef hij 'lis sont toutes bonnes'. Overigens Lamberty IV-57 vlg.De Vrijer III-19; Churchill II-90; Bosscha, Ned. Held. 11-375- vlg.Coxe II-17. 24

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 46