Biron, de Franse luit.-generaal, die na zijn gevangenneming bij Oudenaarde in het geallieerde kamp vertoefde, constateert een diep respect van alle generaals voor beide veldheren, maar een stil zwijgende voorkeur voor Eugenius, zonder enige jalouzie van de zijde van Marlborough. Doch ook over deze onvolprezen af wezigheid van naijver laat Goslinga een ander geluid horen. Zijn verhouding tot de hertog, voor wie hij tijdens de veldtocht van 1706, de eerste die hij bijwoonde, grote bewondering had, was gaandeweg veranderd, en schijnt door het meningsverschil na de slag bij Ouden aarde geheel te zijn bedorven. Mogelijk is dus, dat het deze stem ming is, die hem de volgende hatelijke mededeling aan zijn vriend Burmania, lid der Staten-Generaal, in de pen geeft, tien dagen na de slag: 'Notre general commencoit a devenir fier, et un peu de jalousie contre ce petit homme (Eugenius) le rendoit chagrin; il s'adoucit, et s'y prend mieux'. Sterker nog drukt hij zich half Augustus uit in een brief aan dezelfde. Hierin licht hij enige mede delingen toe, welke hij in een vorige brief in bedekte termen heeft gedaan, doch die de ander heeft misverstaan. 'Ce ne devroit pas être enigme pour vous autres, quand je dis que je plaignois et ad- mirois en même temps le Prince Eugène. Milord fait tout de sa tête, et decide plutöt qu'il ne propose les points de deliberation. Le dernier article ne regardoit pas le bon Veldt Maréchal et notre Stadthouder; c'est de Milord et le Prince Eugène dont je parle; le premier creve de jalousie, voila la réponse sur la votre' Wat de klachten der Hollandse officieren betreft, laat het zich horen, dat de Staten het mogelijke deden om deze te sussen en zich beijverden, alle redenen van ontevredenheid weg te nemen. Het beste middel hiertoe was een algemene bevordering in de generaais- rangen. Slaan wij het eerste van de Nederlandse officiersboekjes op, dat van 172^, dan zien wij op de eerste bladzijden, dat met ingang van 1 Januari 1709 een ganse reeks bevorderingen heeft plaats ge vonden. Albemarle werd generaal der cavalerie, Fagel van de infanterie. Verder werden 20 generaal-majoors tot luit.-generaal, en 22 brigadiers tot generaal-majoor bevorderd. De benoemingen kregen eerst later haar beslag (18 April passeer den zij de Staten van Holland) de commissies werden evenwel op 1 Januari gedateerd 2). 438 St. Simon, Mém. T. XI, chap. 204, 210. Goslinga aan Burmania, 23 Juli en i£ Augustus, 1708 (Arch. Wassenaar, Twickel). 2) Corr. Willem 111 en Portland, Dl. II, p. £27. (R.G.P. kleine serie 24.). Goslinga had reeds meer malen met kracht op een dergelijke bevordering aangedrongen, o.a. in zijn brief aan de raadpen sionarisvan 10 October. faites voir que notre Republique n'est pas sujette au blame d'ingra- titude dont on accuse quasi, et non pas sans raison, toutes les Républiques.').

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 470