dagen met verkenningen en andere voorbereidingen. Enige vaar tuigen, bestemd om vanuit zee de stad te provianderen, werden door de Fransen buit gemaakt. Een post op de hoogte bij het Capucijner klooster werd na enige tegenstand bezet, en aldaar de volgende dag een redoute opgeworpen. De 2oe kwam het eerste echelon der artillerie, n.l. 22 stukken van 24 en 16 pond en 8 mortieren, in het park aan. De volgende dag om acht uur des avonds werden in tegenwoordigheid van de Franse opperbevelhebber de loopgraven geopend, door 1200 werkers onder dekking van zes bataljons. Een schijn-attaque werd gericht tegen de Nieuwe stadde werkelijke tegen het front der bastions Carmen en Ridotto van het retranchement Del Carmen. De eerste parallel op 200 m van de bedekte weg. Omtrent de verliezen zijn de berichten tegenstrijdig. Volgens Quincy had de schijn-attaque het gewenste gevolg en waren dientengevolge de verliezen gering: drie doden en zeven gewonden; onder de eersten was echter een luit.-kolonel. De harde grond had grote moeite gegeven; de schanskorven moesten bij gebrek aan aarde voor een deel met stenen worden gevuld. Voortaan kwamen van de 48 bataljons van het insluitingsleger er dagelijks zes op wacht, onder bevel van een luit.-generaal, een maréchal de camp en een brigadier. De eerstvolgende dagen vorderde het werk onder matige ver liezen. Een eiland beneden de stad, waarvan de Fransen vergeefs hadden getracht zich meester te maken, werd door de verdedigers verlaten, en evenzo de redoute over de Ebro. Reeds de 22e be gonnen de belegeraars aan het opwerpen hunner batterijen. In de nacht van de 23e werden reeds vijf mortieren in stelling gebracht, op de hoogte der Capucijnen. Het vuur der verdedigers bleef in tussen niet zonder uitwerking; de 24e werd de Franse generaal- majoor Monchant dodelijk gewond. De genoemde mortierbatterij begon de 2^e met het werpen van bommen. Dit hield de gehele dag aan, totdat des avonds het Carmelieterklooster met een hoeveel heid buskruit en fascines in vlammen opging. In de nacht van 2^ op 26 Juni - volgens anderen in de daarop volgende nacht had de eerste uitval van enige betekenis plaats. Zes vrijwilligers per compagnie en bovendien 400 miquelets moeten eraan hebben deelgenomen. Zij drongen door tot de vijandelijke batterijen, brachten enige schade toe aan de werken, en werden na een gevecht, waarin aan weerskanten enige, doch blijkbaar geen grote verliezen werden geleden, tot de terugtocht gedwongen. Vroeg in de morgen van de 26e Juni openden drie batterijen der belegeraars, respectievelijk van 8, 3 en zestienponders, het vuur. 448

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 482