gaande nacht werden hiertoe de voorbereidingen getroffen. De voorste werken waren nog ongeveer twaalf meter van de kruin van de bedekte weg verwijderd. Negen of tien regimenten, waaronder zes Franse, de overige van de Spaanse en Waalse gardes, stelden zich gereed in de uitgangs stelling onder bevel van de luit.-generaal Villaroël. Bij het in vallen van de duisternis gaven drie achtereen geworpen bommen het verwachte signaal. In twee colonnes snelden de aanvallers naar voren; tegelijk brak van weerskanten een verwoed geschut- en geweervuur los. Een ongemeen verbitterde strijd ontspon zich om en in de bedekte weg, welks verdedigers krachtige steun ontvingen van het vuur van de hoofdwal en van de bastions Del Carmen en Ridotto. In de stad heerste onbeschrijfelijke opwinding: de storm klok luidde; wat weerbaar was liep te wapen, voorgegaan door de geestelijken. Toortsen, voor de vensters geplaatst, verlichtten de nachtoveral hoorde men kreten van angst en opwinding. Intussen nestelden de aanvallers zich op het glacis, bestookt, naar wij lezen, met handgranaten, stenen, rolbommen en brandende materie. Na een strijd van anderhalf uur zweeg opeens het vuur der verdedigers. Ademloos wachtte de vijand op wat er zou komenhet verlossende geroffel van de chamade of een nieuwe worsteling. De onzekerheid duurde niet langna een kwartier barstte het vuur met volle kracht uit, en door een uitvalspoort stortte zich een stroom van soldaten, burgers en miquelets op de belegeraars. Wederom werd aan weers zijden met de grootste verbittering gevochten en toen de strijd tegen de morgen luwde was de bedekte weg althans nog in handen der verdedigers. Het bleek echter, dat de vijand, zoals Maureg- nault zegt, zich 'tegens de palissaden' had gelogeerd, dus dat de bedekte weg practisch onhoudbaar was geworden. Gezien de deer lijk geslonken en afgematte bezetting, de toestand der bressen en het ingetreden munitiegebrek zou het niet verantwoord zijn ge weest, een nieuwe bestorming, die zeker niet lang op zich zou laten wachten, te willen weerstaan. Van een tweetal mijnen, welke de verdedigers onder het glacis lieten springen, een tijdens het gevecht, de ander in de vroege morgen, had de laatste een flinke uitwerking, doch dit kon aan de toestand weinig veranderen1). Anderzijds hadden de belegerden nog voldoende kracht betoond om een eervolle capitulatie te kunnen sluiten. Von Effern riep derhalve de krijgsraad bijeen. Hij verklaarde zich eenstemmig voor 4 5l Het verhaal der bestorming bij Quincy VI-83, 84, overgenomen door Heller en 'Feldzüge'.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 485