de onderkoning niet anders overbleef, dan te capituleren. De overige plaatsen van het eiland onderwierpen zich zonder aarzeling aan Karel iii, namens wie de graaf van Cifuentes als onderkoning het gezag in handen nam 1). De verovering van Sardinië was het voorspel van een tweede van nog meer belang voor de geallieerden, maar in het bijzonder voor Groot-Brittannië. Toen Leake en Wassenaer op het punt stonden met hun eskaders naar Barcelona terug te keren, bereikte hen het verzoek van Karel iii om het eiland Minorca met de belangrijke vesting en zeehaven Port Mahon onder zijn gezag te brengen. Stanhope zou zich van Barcelona met 6 bataljons Britse infanterie (die welke Leake had medegebracht) insgelijks naar het eiland be geven. Reeds lang was het de wens van de Britse Admiraliteit, een haven in de Middellandse zee te bezitten, waar de vloot zou kunnen overwinteren. Toen de poging, zich daartoe van Toulon meester te maken, het vorig jaar was mislukt, had men het oog geslagen op Port Mahon, een van de beste havens in de ganse Middellandse zee. Ook Marlborough was een groot voorstander van het plan. De oorlogvoering in Catalonië zou er ten zeerste bij zijn gebaat. De vlootoperaties immers waren tot nog toe ten zeerste belemmerd door de noodzakelijkheid, in het najaar steeds naar Lissabon terug te keren. De baai van Gibraltar toch leverde geen voldoende be schutting en accommodatie op om er de winter te kunnen door brengen. De 29e Augustus zette de vloot koers naar Minorca, waar zij September het anker liet vallen. De 14e arriveerde Stanhope, die door tegenwind was opgehouden. Aanstonds werden enige troepen aan land gezet; de bevolking was op de hand van Karel iii. In het stadje Mahon en de hoofdstad van het eiland Ciudadella werden de geallieerden dan ook als bevrijders ingehaald. Fornells, met een uitstekende haven op de Noordkust van het eiland, bood weerstand, doch werd spoedig door een tweetal Britse oorlog schepen tot overgave gedwongen. Het eigenlijke weerstandscentrum was echter het fort Philips, dat de ingang van de baai van Mahon met een sterke artillerie beheerste. De landtong, waarop het was gelegen, was van het eiland gescheiden door een eenvoudige muur, met vier van geschut voorziene flankeringstorens, die bezwaarlijk tegen artillerie bestand zouden zijn. Het fort zelf was echter, mede door zijn ligging, van geduchte sterkte, van voldoende bezetting en benodigdheden en van ruim 100 stukken geschut voorzien. 4-57 De Jonge IV, p. 24, 25. Feldziige X 2$6.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 491