voeren; voor Engeland trad Marlborough op, (die zich van de
aanvang af zeer op de achtergrond hield) tezamen met Townshend,
een plooibare en ons land goed gezinde Whig; voor de Republiek
Buys en van der Dussen. In gemeen overleg tussen de geallieerden
werden nu de vredespreliminairen ontworpen en 27 Mei in 40
artikelen aan Torcy voorgelegd. Algemeen achtte men aan de zijde
der geallieerden de zaak beklonken; in de Republiek begon reeds
iets als een overwinningsroes te heersen, toen onverwacht een kink
in de kabel kwam. Artikel 4 der preliminairen stipuleerde de
uitlevering der ganse monarchie aan Karel iii. Er was echter sedert
kort gerechte twijfel gerezen of Philips van Anjou en het Spaanse
volk zich er bij zouden neerleggen. Zo niet, dan betekende dit het
verplaatsen van de oorlog naar Spanje, met de kans dat Frankrijk
intussen op zijn verhaal zou komen. Om deze gang van zaken, waar
men in de Republiek zeer tegen op zag, te ontgaan was in art. 37
bepaald dat de wapenstilstand, die zou ingaan met het tekenen der
preliminairen, na twee maanden zou eindigen indien in die tijd
niet, behalve een reeks van vestingen, de gehele monarchie met de
koloniën - of, zoals men zei 'de Indiën' - in handen der tegenpartij
waren gesteld.
Lodewijk xiv zou dus in dit geval voor de keus staan tussen het
hervatten van de strijd onder allerongunstigste omstandigheden of
wel het verlenen van actieve medewerking tot het verdrijven van
zijn kleinzoon uit Spanje. Het is duidelijk, dat de boog hier te strak
gespannen was. Torcy was 1 Juni met de preliminairen in Ver
sailles terug. De volgende dag had een kroonraad plaats, waarin
eenstemmig werd besloten, de preliminairen in de bestaande
vorm te verwerpen. Na een laatste poging, het artikel 37
gewijzigd te krijgen verliet ook zijn assistent RouillÉ Den Haag
op 9 Juni
In de Republiek heerste grote verontwaardiging over de ver
meende Franse trouweloosheid, doch tevens de vaste wil, de vijand
door een laatste krachtsinspanning tot rede te brengen. De ernst
van de toestand zag men niet algemeen in. Marlborough en
Eugenius waren beiden van oordeel dat het sluiten van een af
zonderlijke vrede met Frankrijk de voorkeur had verdiend. Jammer
dat zij van dit inzicht eerst blijk gaven nadat de preliminairen met
hun medewerking, althans onder hun verantwoordelijkheid, waren
opgesteld. Op zich zelf beschouwd hadden zij met hun zienswijze
468
Voor een uitvoerige beschrijving van deze en andere vredesonderhandelingen zij nog verwezen
naar de onlangs verschenen Utrechtse dissertatie van Mevr. J. G. Stork-Penning: "Het Grote
Werk", Groningen 1958.