De koning hechtte zijn goedkeuring aan het plan. Voornamelijk gold dit voor het gedeelte tussen Cambrin en Hulluch, waar geen natuurlijke hindernissen aanwezig waren. De versterking bestond hier uit een doorlopende wal van 6 voet hoog en dik, waarvoor een droge gracht van 2 a 3 m diepte en 5 m breedte. Dertig meter voor waarts bevond zich een eveneens droge vóórgracht van iets minder profiel dan de eerstgenoemde. In de wal waren doorgangen uitge spaard, welke door kleine ravelijnen werden verdedigd. Het overige der linie steunde geheel op kanalen en rivieren, waarvan de oevers door opstopping zo veel mogelijk werden dras gezet1). In de loop van Mei bewegen de Franse troepen zich naar de grens Villars kwam de 19e te Arras, de 22e te Bethune. Sinds de 20e werden berichten ontvangen aangaande het samentrekken van ge allieerde troepen in de omtrek van Brussel en Leuvenmen vernam, dat Eugenius de 22e in Brussel was aangekomen2). Verdere be richten ontving Villars de 24e betreffende de genoemde concen traties; daarna scheen de vijand de bewegingen te hebben opge schort 3). Toen Torcy op zijn doorreis naar Parijs te Douai een ontmoeting met Villars had, vond hij het leger vol goede moed. De tijding, dat de vernederende vredesvoorwaarden waren ver worpen werd met algemene vreugde begroet, gelijk zij in geheel Frankrijk een omslag in de stemming ten gevolge had. Het door de koning uitgevaardigde manifest droeg hier niet weinig toe bij 4). Naar wij bij Pelet lezen, vroeg Villars de koning toestemming om slag te leveren, doch hij ontving een weigerend antwoord. Indien het bericht juist is, moeten wij het vermoedelijk als een schrandere demonstratie van de maarschalk opvatten, bestemd om de koning vertrouwen in de krijgsmacht in te boezemen, en die het moreel in het leger niet anders dan ten goede kon komen. Misschien moet het ook als een symptoom van de nieuwe geest worden gezien, dat Chamillart 10 Juni zijn ontslag vroeg. Sedert het begin van de oorlog had hij Lodewijk als minister van oorlog gediend, en al die tijd aan niet weinig critiek blootgestaan. Zijn opvolger was Voisin. De 13 e Juni waren de troepen zodanig gedisloceerd, dat zij in twee dagen verenigd konden zijn. De sterkte bedroeg toen 121 bataljons en 213 eskadrons, niet inbegrepen 14 bataljons en 44 eskadrons die nog onderweg waren en eerst op het einde der maand 1) Beschrijving der linies bij Pelet IX-9 vlg. Plans bij Sautai p. 16. 2) Pelet IX-ij. 3) id. p. 22. 4) Het manifest bij Lamberty V-299, id. Eur. Merc. 313. 471

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 505