dagen werden ook de garnizoenen van Ath, Kortrijk, Meenen en
Rijssel bij het veldleger aangetrokken. Daar het formeren van één
gemeenschappelijke ordre de bataille zeer veel voeten in de aarde
zou hebben gehad, bleven de legers van de twee veldheren ge
scheiden, en hielden zij elk hun eigen ordre de bataille1). Het
eerstgenoemde bevatte de Hollandse en Engelse nationale troepen,
benevens de Pruisische en de HannoveraanseEugenius voerde het
bevel, behalve over de keizerlijke troepen, over alle verdere vreem
de contingenten, waarvan een deel op uitsluitend Hollandse en de
overige op gemeenschappelijk Engels-Hollandse of Engelse soldij
stonden.
De 21e Juni verplaatste het leger zich verder Zuidwaarts, en
kampeerde het bij Waterloo en Roubaix, ten N.O. van Rijssel; de
23e trok de ganse armée de vlakte van Rijssel in. Het leger'van
Marlborough kampeerde met de rechtervleugel bij Haubourdin,
de linker bij Fiers; dat van Eugenius Westelijk van de Deule, met
de linkervleugel bij het klooster van Loo, de rechter tot bij Villers.
Van de vijand was bekend, dat hij nog steeds krachtig doorging met
zich te retrancheren, en de geallieerden stonden thans voor de
beslissing, of zij al dan niet tot een aanval op de vijandelijke linies,
die ongetwijfeld reeds een niet te onderschatten sterkte hadden
gekregen, zouden overgaan 2).
Tot nog toe bepaalden de krijgsverrichtingen zich tot enkele
partijgangersacties. Zo verraste Desmoulins (of Dumoulin) uit
Namen, van wiens daden wij reeds eerder gewag hebben moeten
maken, om en bij Mechelen de 19e een convooi van remonte-
paarden. Van het escorte kregen zij 60 a 70 man gevangen, en enige
paarden vielen hun in handen. Eerst het ingrijpen van de achter
hoede, die uit 8 Paltsische bataljons bestond, voorkwam grotere
onheilen. Niet minder stoutmoedig was de 23e het optreden van
een Franse partij van £0 man, die des nachts buiten de Keizerspoort
van Gent een aanval deed op de bagage der Paltsische troepen,
hoewel het geluk hier de aanvallers tegenliep: zij moesten hun
stout bestaan met de dood of gevangenschap bekopen.
477
Pruisische Paltsische en Keizerlijke troepen bekostigden de zeemogendheden brood en fourage,
benevens het agio op de wissels voor de soldij.
2 Volgens Vegelin (Relaas fol. 2) was de werkelijke reden het te vriend houden van de Engelsen,
die m een verenigd leger de plaats op de rechtervleugel aan de Keizerlijken zouden moeten afstaan.
Met de Pruisen bestond de moeilijkheid, dat zij ten enenmale weigerden, in het leger van Eugenius
e dienen. Na veel pourparlers' kwam men overeen, dat zij de tweede linie van de rechtervleugel
m het leger van Marlborough zouden uitmaken. De Staatse troepen bezetten, als gewoonlijk, de
twee linies van de linkervleugel. (Goslinga aan Heinsius, 23 Juni 1709, I.e. Van 't Hoff nrs. 741,
745, 746).
2) Tilly a. d. R.v.St. 24 Juni (R.v.St. 681); V. 't Hoff nr. 742.