heen zond. Daarom werden geruchten verspreid, dat het voor
nemen bestond, de vijandelijke linies aan te vallen. Tot het zelfde
doel werden de wegen, die in 's vijands richting voerden, verbeterd
en werden veelvuldige cavalerieverkenningen uitgezonden. Om
de zelfde reden kreeg ook de artillerie, die bij Deinze in 70 a 80
schepen op de Lys lag, bevel om door te varen naar Meenen. Haar
terug te roepen naar Gent toch zou het plan hebben verraden.
In de avond van de 26e Juni, de dag, die in het vaderland op last
der Staten-Generaal als algemene vast- en bededag werd doorge
bracht1), hadden de bewegingen plaats, welke tot de insluiting van
Doornik moesten leiden. Eugenius marcheerde in Z.W. richting
naar de kant van La Bassée, vervolgens in Westelijke richting naar
de zijde van de Boven-Lys. Marlborough schijnt het kamp in Z.O.
richting te hebben verlaten; aan Franse zijde althans bestond de
mening, dat hij naar de rechtervleugel der Franse linies, tussen
Douai en Orchies, oprukte 2).
In dit geval zal hij na het invallen der duisternis van richting zijn
veranderd. Na de ganse nacht te zijn doorgemarcheerd kwam het
leger des morgens in de omstreken van Doornik, dat aanstonds aan
alle zijden werd ingesloten. Marlborough vestigde zijn hoofd
kwartier te Willemeau; het kamp strekte zich uit van Antoing tot
aan de straatweg naar Rijssel. Oostelijk van de Schelde had de in
sluiting voorlopig plaats door 10 bataljons onder Hamilton en
30 eskadrons Hannoveranen onder Bülow.
Eugenius was eveneens, na van richting te zijn veranderd, de
weg naar Doornik ingeslagen; hij bezette de Noordwestelijke
sector, tussen de straatweg naar Rijssel en de Schelde. De 28e was
de insluiting geheel voltooid.
Dompré, die gelijk men weet met zijn korps tot dekking van
Brabant bij Aalst gekampeerd lag, had reeds de 24e order ontvangen,
zich de 26e tegenover Oudenaarde te posteren. Aldaar kreeg hij
opdracht, de 27e bij het aanbreken van de dag zijn mars voort te
zetten naar Doornik, waar hij tezamen met Bülow en Hamilton
de stad aan de Oostzijde van de Schelde insloot 3).
Een afzonderlijke taak viel ook Johan Willem Friso ten deel.
In April van dit jaar (de 29e) was de Prins te Kassei in het huwelijk
getreden met Maria Louise, de dochter van de landgraaf van
Hessen. Half Mei was hij reeds weer naar het leger vertrokken; de
De tekst in Eur. Mere. 21, 22.
2) Pelet IX-37. Abusievelijk zegt Pelet op p. 38, dat de geallieerden de 27e werkeloos tegenover de
Franse linies bleven liggen.
3) Tilly a.d. St.Gl. 27 Juni 1709 (St.Gl. 5025).
480