22e Juni was hij te Rijssel x). Gelijktijdig met de mars van het leger op Doornik ontving hij opdracht met 12 bataljons en 30 eskadrons, de laatste onder Hompesch, Mortagne en St. Amand te bezetten, welke plaatsen van belang waren tot dekking van het beleg tegen Valenciennes. St. Amand nam de Prins zelf zonder tegenstand in. Het 200 man sterke garnizoen kon tijdig terugtrekken op Valen ciennes. Een detachement trok naar het aan de samenvloeiing van Schelde en Scarpe gelegen Mortagne. Het ging hier voornamelijk om het fort l'Escarpe, dat de Schelde-overgang beheerste. De aan vallers hadden hier het geluk, dat na een tiental schoten uit de medegebrachte veldstukjes de valbrug neerviel. Het fort werd daarop stormenderhand, doch met weinig tegenstand, bezet en het garnizoen krijgsgevangen gemaakt 2). Terwijl het leger zich in beweging zette, had tevens de artillerie die tot nog toe te Meenen op de Lys lag, last ontvangen, de rivier af te varen naar Gent, vanwaar zij over de Schelde Doornik zou bereiken. Haar aanwezigheid te Meenen had er toe bijgedragen, de Fransen bezorgdheid voor hun linkervleugel in te boezemen. Voor escorte tot aan Gent werden manschappen van het garnizoen van Warneton en van Meenen gebezigd. Zonder ongevallen bereikte de belegerings- trein haar bestemming. Voor Johan Willem Friso had de opdracht, die hij met zoveel geluk had volbracht, nog een onaangename nasleep. De erfprins van Hessen-Kassel, generaal der cavalerie en sedert twee maanden zijn zwager, protesteerde namelijk bij de Staten- Generaal. Hij achtte zich gepasseerd en vroeg voor het vervolg om voorrang als generaal boven de Friese stadhouder. Beiden wendden zich met verzoekschriften tot de Staten-Generaal en die der ge westen. Friesland kwam op voor zijn stadhouder, Holland en Utrecht waren voor de erfprins gestemd. Het punt in kwestie was niet bepaald eenvoudig op te lossen; zoals gewoonlijk waren voor beide standpunten argumenten aan te voeren. De Staten-Generaal benoemden een commissie, die vrij lang met de zaak doende was. Eerst in Januari van het volgend jaar kwamen de Staten tot een beslissing, die in het nadeel van de Oranjevorst uitviel 3). b I- Lamigue, 'Het leven van Johan Willem Friso', Amsterdam 1716, II p. 117, 124. 2) lb. 12S, 126; Eur. Mere. 23, 24; Tilly zie p. 480 nt. 3. 3) C. J. Guibal, 'Johan Willem Friso en zijn tijd', A'dam 1938, p. 134. Voorts o.a. Goslinga aan Heinsius 30 Juni, 19 Sept. 1709, I.e.; Hessen-Kassei aan Heinsius 30 Juni, 26 Aug. (Heins. arch. 1408). 481

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 515