van Mortagne. Een post bij Pont a Tressin hield de verbinding met
Rijssel open1).
De observatielegers hadden het niet moeilijk; Villars toch was
ten enenmale buiten staat tot enige operatie. Eliertoe immers was
het meevoeren van een broodvoorraad voor een zeker aantal dagen
nodig, en de Franse troepen mochten blij zijn wanneer zij hun
dagelijks rantsoen ontvingen, en zelfs hieraan haperde het maar al
te dikwijls. De soldaten hielden zich nauwelijks op de been van
honger en uitputting. De gehele Julimaand maakte het Franse leger
een zware crisis door. De bekwame krijgshistoricus Sautai noemt
haar 'peut-être la période la plus sombre de cette longue guerre de
la Succession d'Espagne'. Villars bepaalde zich, met het oog op
de eventuele val van Doornik, tot het uitbreiden van zijn posities
tot aan de Schelde, waartoe hij een nieuwe linie liet aanleggen van
Helesmes tot Denain. Voorts dekte hij Condé en Valenciennes zo
goed mogelijk door inundaties, en gaf het bevel over deze steden
aan twee zijner beste officieren, resp. PuysÉgur en la FrÉzeliÈre 2).
In het geallieerde kamp was de toestand op verre na niet zo som
ber als in het leger der Twee Kronen, en toch was hij ook hier alles
behalve rooskleurig. Ook hier deden de naweeën van de winter
zich gevoelen, in de vorm van slechte voorziening der magazijnen,
met als gevolg duurte en schaarste. Goslinga klaagt in tal van
brieven over de tuchteloosheid, de 'insolence' der soldaten, die
alle beschrijving te boven gaat, en waartegen alle maatregelen
tevergeefs zijn. Was bij de Fransen veel desertie, het insluitingsleger
voor Doornik leed aan hetzelfde euvel, vooral in de eerste dagen
van het beleg. Vermoedelijk droeg ook het slechte weer hier toe bij,
dat oorzaak was, dat de soldaten in de loopgraven tot hun knieën in
het water stonden 3).
Bij de aan Franse zijde heersende ellende viel als een moreel
voordeel te boeken, dat een detachement zich 4 Juli meester maakte
van Warneton, en de 700 man sterke bezetting gevangen nam.
Een afgezonden detachement onder de luit.-generaal Wilcke
kwam te laat om de plaats te redden. Het gebeurde was aan onacht
zaamheid van Marlborough te wijten, die door Goslinga na
drukkelijk was gewaarschuwd voor het gevaar, waarin de zwakke,
vooruitgeschoven post na het vertrek van het leger verkeerde.
484
O
x) Joh. Mathias v. d. Schulenburg, 'Leben und Denkwürdigkeiten' I-389; enigszins afwijkende op
gaaf bij Quincy VI-16 2. Mémoires van Cornelisvan Werve. De bij de diverse attaques ingedeelde
generaals in Eur. Mere. 27.
2) Sautai p. 21 vlg.Pelet IX-^8, £9.
3) Quincy VI-^8; Sautai p. 20; John Scott, 'Remembrance' p. 47^ (in Ferguson, 'Scots Brigade'
Dl. III). Goslinga aan Heinsius 3, 11 Juli 1709.