oer of later voor een betere stemming had plaats gemaakt en aan
zijn eisen zou zijn voldaan x).
De 19e bereikten de Engelse troepen, 19 bataljons en 15 eska
drons sterk, het dorp Munsterbilsen, anderhalf uur van Tongeren.
Die dag arriveerden, wederom onder kanongebulder, de gedepu
teerden te velde in het kamp en dineerden, zo lezen wij, de eerste
dag bij Ouwerkerk. Het waren de herenFerdinand van Collen,
schepen van Amsterdam, van Reede van Renswoude en Sicco van
Goslinga. Van deze heeft vooral Goslinga van zich doen spreken,
door zijn bekende Mémoires, maar ook door zijn actieve deelneming
aan de veldtochten van 1706 t/m 1709 en 1711 2).
Van doorslaggevend belang was de deze dag binnengekomen tij
ding, dat de Fransen de Dyle waren overgetrokken en zich bij Tirle-
mont hadden gelegerd. Aanstonds verzocht Marlborough aan de
hertog van Wurtemberg, de mars van zijn cavalerie (2 1 eskadrons)
zo veel mogelijk te bespoedigen, en de infanterie met bekwame
spoed te laten volgen, nochtans zonder -haar te veel te vermoeien 3).
De 20e voegden de Engelsen zich bij het leger, dat die dag, na
een kleine voorwaartse beweging, kampeerde met de rechtervleugel
bij Borgloon of Fooz, de linker aan de Jeker. De volgende dag, die
zich door sterke regenval kenmerkte, werd nog als rustdag doorge
bracht, in afwachting van de Denen, die de 22e zouden aankomen
(zie Bijlage 2).
Dadelijk na aankomst dezer troepen wilde Marlborough naar
de bronnen van de Geete, d.i. het defile van Ramillies, marcheren,
'to come to the enemy if they keep their ground'. Bij een mars in de
richting van Thienen zou men de vijand achter de Geete aantreffen,
en dus in dezelfde onaangename positie komen als het vorig jaar aan
de IJssche. De wetenschap, dat de vijand nog versterking vanMARSiN
te wachten had, was waarschijnlijk niet zonder invloed op het ge
nomen besluit. Er mankeerde overigens nog veel aan het leger.
De 2oe althans hadden de gedeputeerden aan de Staten-Generaal
geschreven, dat noch hospitaal, noch veldkas aanwezig waren, dat
de post niet was geregeld, dat de president van de krijgsraad, de
fiscaal, de provoost-generaal, de wagenmeester (hoogste autoriteit
in zake het treinwezen en 'veele generaelspersonen, neffens een
29
x) Brieven van Marlborough bij Murray II, 476 vlg., £i 5-s 19, £21
2) Twee belangrijke fragmenten uit de Mémoires die reeds tijdens de uitgave in 18^7 m het door
Evertsz en Delprat gebruikte afschrift ontbraken, trof schrijver dezes aan in het oorspronkelijk
handschrift van Goslinga, dat zich op huize 'Twickel' bleek te bevinden. Van Collen was geen
figuur van veel betekenis; zijn benoeming dankte hij wellicht aan zijn voormalige betrekking van
luitenant bij de dragonders. Zie voorts: Goslinga, Mémoires, p. 6, 160.
3) Murray II-j 17, '18. Ouwerkerk aan Heinsius 20 Mei. (Zie Bijlage 2).