Geld om de soldaten en werklieden te betalen was niet aanwezig.
Hierin diende voorzien door het slaan van zilveren en koperen
noodmunten. Surville en de andere generaals leverden hiertoe hun
tafelzilver in; voorts namen zij, grotendeels op eigen crediet, geld
op bij gegoede burgers
De sterkte der vesting berustte voornamelijk op de buiten
werken. De hoofdwal, van rondelen voorzien, was van verouderde
inrichting. De grachten waren alleen op de rechter Scheldeoever
met water gevuld; op de hoger gelegen linkeroever grotendeels
droog. Voor de hoofdwal bevonden zich gedetacheerde bastions;
op de linker Schelde-oever waren deze door vleugels aan de wal
gehecht. Hier werd het vestingfront, als bij Rijssel, voor een deel
gevormd door de citadel; verder bevonden zich hier drie hoorn
werken. Voor twee der aldus gevormde tussenruimten bevond zich
een bedekte weg met ravelijn, zodat hier een tweede verdedigings
linie werd gevormd. Oostelijk van de Schelde werden de buiten
werken gevormd door een hoornwerk, en in het Noordoosten,
waar de stadswal een rechte hoek maakt, was de hierdoor ontstane
zwakte gecompenseerd door een dubbele bedekte weg.
De citadel had de naam van de sterkste te zijn van geheel Europa.
Zij was na de verovering van '67 gebouwd door de bekwame inge
nieur MÉgrigny, die er thans als gouverneur het bevel voerde,
volgens het ontwerp van DeshouliÈres, een der medewerkers van
Vauban. Het tracé onderscheidde zich in hoofdzaak niet van andere
volgens het eerste systeem van Vauban in feite dan van Pagan
aangelegde werken. Als belangrijke nieuwe elementen waren er
echter aan toegevoegd: gekazematteerde bastionsflanken aan de
stadszijde, contrescarp-kazematten, en een uitgebreid permanent
mijnstelsel.
Evenals elders was de citadel een regelmatige vijfhoek, ruim
buiten de vesting uitspringend, zodat een krachtige flankerende
werking op de nevenfronten werd verkregen. Zij was door een brede
esplanade van de stad gescheiden. De hoofdwal was 7 m hoog, werd
voorafgegaan door een faussebraye, en deze door een droge gracht
met 10 m hoge escarpmuur. De toegang tot de citadel aan de stads
zijde heeft blijkbaar de bijzondere aandacht van de vestingbouw
kundigen gehad. De beide flanken aan weerszijden van de brug zijn
namelijk van kazematten, elk voor vier geschutopstellingen voor-
486
Over de noodmunten Eur. Mere. 143, 144. Afbeeldingen bij Van Loon, Historiepenningen Dl.
IV-^64. Tegen de regelen der penningkunde liet Surville, hoewel geen souverein zijnde, een munt
slaan met zijn beeltenis, nog wel met een vorstelijke lauriertak om de slapen (Van Loon, Heden-
daagsche penningkunde, p. 184).