zien, iets wat wij anders slechts zelden bij de vestingen van Vauban aantreffen. Ook voor de rookafvoer een belangrijk punt bij derge lijke kazematten was zorg gedragen door middel van hiertoe aan gebrachte kokers. Overigens werd in de flankering der gehele gracht nog extra voorzien door kazematten, hetzij voor geschut- of geweervuur ingericht, welke in de contrescarpmuur tegenover de saillanten der vijf bastions waren aangebracht, en die door geschut vuur practisch niet vernield konden worden. De stadsgracht en die van de ravelijnen waren, ter plaatse waar zij in de hoofdgracht der citadel uitmondden, van deze afgesneden door van schietgaten voor ziene, z.g. 'gecrenailleerde' muren, die tevens een effectieve flankering voor de buitenwerken verschaften. Het merkwaardigste aan dit grandioos verdedigingswerk was echter het zeer uitgebreide permanente tegenmijnstelsel. Arbeid noch kosten waren hieraan gespaard, en de gangen, op allerlei plaatsen drie-, vier- en vijfsprongen vormende, moeten een waar onderaards doolhof zijn geweest. De gemiddelde breedte dier gangen of 'galleries' bedroeg ongeveer een meter, bij een hoogte van 6 a 7 voet. Het door MÈgrigny, een baanbreker op het gebied der mineurskunst, ontworpen systeem omvatte de volgende ele menten 1). Allereerst een 'gallerie majeure' rondom het gehele 'corps de la place', ter hoogte van de grachtsbodem, en uitgespaard in de binnenkant van de escarpmuur, die van onderen een dikte had van 12 voet. Zij diende tot het aanleggen van mijnen onder de grachts bodem of onder de bres. Een dergelijke, geheel rondgaande galerij was aangebracht in de contrescarpmuur, een weinig lager dan de grachtsbodem. Zij was door talrijke dwarsgangen verbonden met een derde galerij, onder het glacis, evenwijdig aan en op 30 a 40 m afstand van de kruin. Van hieruit liepen in alle richtingen buiten waarts een veertigtal luistergangen, ter lengte van ongeveer 100 m. De bovenkant dezer gangen lag ongeveer 6 m onder het glacis, waarvan zij de helling in benedenwaartse richting volgden. In deze gangen waren de luisterposten gevestigd, die de plaats vaststelden, waar de vijand bezig was, te graven, waarna in diens richting gangen werden gegraven en tegenmijnen aangelegd. Op gezette afstanden Mégrigny, ook Mesgrigny genoemd, had reeds in 1673 een vrije compagnie mineurs opgericht, welke vervolgens de eerste permanente Franse mineurcompagnie werd. Hij was een baanbreker op het gebied der mineurskunst, en hield in 1682 te Doornik de eerst bekende proefnemingen tot het vaststellen van de grootte en van de uitwerking van mijnladingen. Over hem P. Lazard, 'Vauban', Parijs 1934. De geallieerden waren met het bestaan van het mijnstelsel bekend door de mededelingen van de Italiaanse agent Passionei, die het, op reis naar Den Haag zijnde, had mogen bezichtigen, volgens Lamberty V-33 487

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 521