over een groot front te verdelen en in touw te houden. Om de zelfde reden werd aan de attaques een vrij grote zijdelingse uit breiding gegeven. De grootste had die van de generaal van Lottum de Fransen noemden haar daarom 'la grande attaque'. Zij was ener zijds gericht tegen de citadel, n.l. de bastions (van Zuid naar Noord) Dauphin en La Reine, anderzijds tegen het vak van de citadel tot de Schelde, met de poort van Valenciennes. Dit laatste was ongeveer de zwakste plek in de gehele vestinggordel; daarom was Surville reeds 29 Juni begonnen met er een buitenwerk, een z.g. 'avant- chemin couvert' te doen opwerpen, van het bastion La Reine tot de Schelde, dat, hoewel uit de aard der zaak van vluchtige aard en later hevig beschoten, de belegeraars toch geruime tijd heeft op gehouden. Aan de overzijde der Schelde begon de attaque van de luit.- generaal Fagel, gericht tegen de bastions Luquet, Antoing en de rechter face van het bastion van de poort van Marvis. De derde attaque was die van de Saksische generaal Johann Mathias von der Schulenburg, de schrijver der bekende gedenkschriften. Zij omvatte het hoornwerk der 'Sept fontaines', de rechter saillant van het hoornwerk van de 'Porte de Lille', en het tussenliggende bastion Blandinoise. Bij elke attaque geschiedde het graven de eerste nacht door 2000 werklieden, onder dekking door 3 (bij die van Lottum 4) bataljons. Bij de attaque van Lottum werden geen verliezen ge leden, bij die van Schulenburg niet meer dan 7 doden of gewon den, bij die van Fagel, waar het vuur der belegerden verreweg het hevigst was, 20 a 23 doden en gekwetsten. Het resultaat was dus niet onbevredigend1). Aan alle drie de attaques waren nadelen verbonden; beziet men echter de kaart, dan blijkt het niet gemakkelijk, betere plaatsen te vinden. Die van Fagel had het grote bezwaar, dat de vijand met behulp van de aanwezige sluizen in een kort tijdsbestek zoveel water in de gracht kon brengen als de Schelde afvoerde, en zodoende de grachtovergang zeer bezwaarlijk kon maken. Dit zelfde euvel gold uit de aard der zaak voor het gehele vestingfront op de rechteroever der rivier. Een voordeel waren daarentegen de heuvels, die een dominerende geschutopstelling mogelijk maakten, welke tevens gelegenheid bood tot echarperend vuur vóór de attaque van Lottum. Hier bestond het nadeel, dat de attaque ten dele over het 489 x) Tilly a. d. St.Gl. 18 Juli (St.Gl. so2s)- Volgens Feuquière had Surville niet gezorgd, door het uit zenden van nachtelijke patrouilles, tijdig gewaarschuwd te zijn. Voor diens scherpe critiek op de verdediging zie men zijn Mémoires, ch. Clip. 344 vlg. (uitg. Amst. 1741).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 523