en onder krachtige steun van de artillerie. Tegelijk sappeerde men ter rechter- en linkerzijde reeds in het glacis voor de hoeken der twee hoornwerken. Het werd de verdediger duidelijk, dat hij hier met een gevaarlijke aanval te doen had. Op deze attaque toch deed zich het bezwaar van de te zwakke bezetting nog meer dan op de andere gevoelen, juist wegens de beide hoornwerken. Reeds in de nacht van de 16e nestelden de belegeraars zich op vier plaatsen in logementen: voor het ravelijn van het hoornwerk der Zeven Fon teinen, voor het linker halve bastion van hetzelfde werk, voor het rechter halve bastion van het hoornwerk van Lille, en, waar het meeste gevaar dreigde, voor het bastion Blandinoise. Tevens kwamen nieuwe batterijen het vuur nog versterken. De 2oe liet Surville, bij gebreke van de nodige troepen, op al deze punten de bedekte weg ontruimen. Onnodig te zeggen, dat de aanval hiermee een grote schrede voorwaarts deed. Men zou menen, dat het voor de hand lag, op deze attaque een deel der dragonders, die als algemene reserve fungeerden, of een der drie bataljons uit de veel minder bedreigde citadel in te zetten, doch het blijkt niet dat Surville een dergelijke maatregel heeft genomen1). Tegen de citadel waren de vorderingen slechts matig. De 14e was hier de mineur 'geattacheert', om de Franse galerijen te ont dekken. De verdediger werkte hier voornamelijk met kwetsers (Fr. 'camouflets'), om des vijands gangen te vernielen of in te drukken. De 17e sprong de eerste kwetser voor het bastion Dauphin een tweede de 20e, en daarna nog verscheideneook enkele gewone mijnen, met wisselend succes. Het hevigst was de strijd bij de poort van Valenciennes, het enige front waar men van een actieve verdediging kan spreken. Dit is in zoverre begrijpelijk dat, indien de aanvallers hier doorbraken, de rest der verdedigers van de citadel zou zijn afgesneden. In de nacht van de 2oe en van de 2 ie hadden hier drie uitvallen plaats met afdelingen van tot 100 man, welke niet zonder succes bleven en de aanvalswerken althans vertraagden. Ook de volgende dagen werden slechts weinig vorderingen ge maakt; vooral de geringe frontbreedte en de flankerende werking van het bastion Luquet en van de citadel waren hiervan de oorzaak. Ook de verdedigers leden hier echter zware verliezen. Niet weinig werd hiertoe bijgedragen door twee batterijen, welke Fagel halver wege het glacis liet opwerpen, en die de werken bij de poort van Valenciennes enfileerden. Dientengevolge bleek ook de als vóór- 493 Tilly a. d. St.Gl. 18 Juli; Eur. Mere. 32. Journal p. 9-14.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 527