contrescarp ingerichte muur overdag niet langer houdbaar; de 22e
werd de bezetting teruggenomen; alleen des nachts bleven er nog
een 40 man achter 1).
Het meeste gevaar dreigde nog aan de kant van Schulenburg's
attaque. De 21e Juli maakte deze zich meester van de wapenplaats
ter linkerzijde (van het standpunt der aanvallers) van het bastion
Blandinoise. De volgende nacht werd begonnen met het maken
van descentes, zowel in de gracht van dit bastion, als in die van het
halve bastion van het hoornwerk der Zeven Fonteinen. De voor het
hoornwerk gelegen halve maan liet men verder ongemoeidtegen
het vuur uit dit werk dekten de belegeraars zich door het opwerpen
van traversen. Er waren toen reeds drie gevaarlijke bressen ge
schoten, n.l. een in de face van het genoemde halve bastion, een
in de rechter face van het bastion Blandinoise en een derde in de
stadsmuur tussen dit bastion en het hoornwerk. Ten einde de gracht
overgang te bemoeilijken, lieten de belegerden, waarschijnlijk door
het openen van sluizen in de Schelde, het grachtwater hier zes voet
oplopen. Volledig effect had dit evenwel alleen voor het halve
bastionvoor de bres in de stadsmuur kwam slechts drie voet water
te staan, en de gracht voor de derde bres bleef droog, wegens het
hogere terreinpeil. In allen gevalle echter zagen de belegeraars zich
genoopt, de bestorming van het hoornwerk, die gelijktijdig met die
van het bastion zou geschieden, enige dagen uit te stellen 2).
De genoemde maatregel kwam de attaque van Fagel enigermate
ten goede, doordat het water hier daalde; de gracht bleef echter
ondoorwaadbaar. Ook hier was een bres van aanzienlijke breedte
in de stadsmuur geschoten, en evenmin als bij de attaque van
Schulenburg konden de verdedigers zich hier retrancheren, bij
gebreke van ruimte achter de wal.
Aan de poort van Valenciennes waren de aanvallers intussen al
sapperende tot de voet van de reeds meermalen genoemde muur,
uit de aard der zaak slechts een gebrekkig verdedigingswerk, ge
naderd. In de avond van de 26e werd het werk voorgoed prijs ge
geven, en bepaalden de verdedigers zich tot de oorspronkelijke
bedekte weg en de hoofdwal, die ook reeds over een grote breedte
494
Journal p. 14, 16, 17.
2) Journal p. 16-18. De 'descente' of afdaling naar de gracht is de gedekte verbinding, welke uit de
uitgangsloopgraaf of het 'logement' naar de gracht voert, en waardoor het materiaal voor de te
maken dam of galerij wordt aangevoerd. Bij hoge waterstand geschiedde zij meestal in de vorm van
een overdekte sappe, die even boven het grachtwater uitkwam. Bij droge grachten of lage water
stand bestond zij veelal in een onderaardse gang die, na het doorslaan van de contrescarpmuur, onder
in de gracht uitmondde. Afbeeldingen in Dl. I. van de 'Oeuvres de M. de Vauban'. L'Attaque des
places, p. 94. (Amsterdam en Leipzig 1771).
Tilly a. d. R.v.St. 22 Juli (R.v.St. 682); id. a. d. St.Gl. (St.Gl. 3023). Eur. Mere. 34-36.