groot getal van officieren' (wij vinden het getal van 400 genoemd) absent warenDit alles ondanks het twee maanden tevoren ingevoer de reglement op de discipline. Generaals der infanterie waren er niet, aangezien Noyelles naar Spanje onderweg, Slangenburg buiten emplooi en Salisch aan het ziekbed gekluisterd was. De 22e kwamen de Denen te Tongeren; die dag begon de voor waartse beweging. Er werd gemarcheerd tot Corswarem, en een kamp opgeslagen tussen Cortise en Tourinne. Des morgens om één uur van de 23e, de ie Pinksterdag, verlaten de kwartiermeesters het kamp, onder leiding van Cadogan en Dopf, en met een escorte van 600 paarden, teneinde de legering voor te bereiden bij Ramillies. Om drie uur is het reveille, om vier uur afmars, terwijl de grote bagage weggezonden wordt naar Tou rinne. De mars wordt uitgevoerd in vier evenwijdige, dubbele colonnes, elk bestaande uit troepen der eerste, en de bijbehorende der tweede linie. De artillerie marcheerde als afzonderlijke colonne in het midden, behoudens twee veldstukken, die bij elke infanterie brigade waren ingedeeld. Bij de opmars moesten enkele beekjes worden overgetrokken, waartoe pontonbruggen werden medege voerd. Volgens een der deelnemers ging het overtrekken met 'vrij wat convusie' gepaard; vermenging van colonnes en brigades, wed ijver om het eerst over te zijn, en dergelijke strubbelingen, welke steeds voorkomen wanneer behoorlijke leiding ontbreekt. Dit schijnt hier en daar het geval geweest te zijn, doordat de generaals naar voren waren gegaan, om de 'movemente' van de vijand te zien, 't welck, soo het mij betaemt te seggen, in sulcke gelegendheijden seer wijnig te pas komt'voegt de reeds meer genoemde ooggetuige, de majoor Winsheim, er aan toe 1). Intussen waren er tekenen, dat ook de vijand in beweging was. De des nachts uitgezonden kwartiermakers keerden terug met de mededeling, dat zij op Franse cavalerie waren gestoten; volgens een ander bericht waren vijandelijke huzaren waargenomen. Om 8 uur had men de zekerheid, dat de vijand in Zuidelijke richting op mars was. De hertog ging daarop met Ouwerkerk en andere generaals naar voren en verrichtte naar de zijde van Ramillies verschillende verkenningenbij een ervan viel de luitenant-kwartiermeester gene raal der cavalerie, van der Duyn van 's-Gravemoer, in 's vijands Over het ontbrekende in het leger en de wanorde bij de opmars Goslinga, Mémoires p. 17; C. C. de Gelder: 'Uit de glanstijd der cavalerie' in Cav. Tijdschrift 1931, p. 47, waarin de schrijver gebruik heeft gemaakt van het sedert verloren gegane manuscript van de majoor V. Winsheim in het regiment van Huffel, die aan de slag deelnam. In het algemeen ging het op de toenmalige marsen zeer onordelijk toe. Hierover leze men Knoop, 'Willem m', II, p. 29-32. 30

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 52