overde, nog slechts geringe gedeelte van de bedekte weg met moeite werd behouden tegen de uitvallen der Franse grenadiers. Intussen werd hier voortgegaan met bresschieten, tegen het bastion Des Chartreux, het ravelijn ten Zuiden ervan en de twee aangrenzende buitenwerken. Bij de attaque van Lottum was men nog steeds niet tot de palissaden genaderd. Toen Marlborough en Eugenius de 28e en 29e de werken inspecteerden wees er nog weinig op een spoedig einde van het belegnog steeds noopten de mijnen tot grote voorzichtigheid. In de nacht van 30 op 31 Augustus sprongen voor het laatst twee grote mijnen voor het bastion La Reine. De zelfde nacht had nog een klein gevecht plaats in de bedekte weg voor het bastion Des Chartreux, en des morgens 7 uur van de 31e werd, voor de belegeraars nog vrij onverwacht, de chamade geslagen. De reden was gelegen, behalve in de vele zieken en gewonden en physieke uitputting, in het ten einde raken van de voorraad levens middelen, alsmede van verbandmiddelen en medicamenten. Er was nog slechts voor vier dagen proviand, en deze wilde Surville be steden om te kunnen onderhandelen. Van weerskanten werden gijzelaars gezonden. Marlborough en Eugenius, niet onbekend met de toestand aan 's vijands zijde, wilden geen andere voorwaarde dan die van krijgsgevangenschap. De gouverneur weigerde hierin te treden; er zat niet anders op dan de gijzelaars terug te zenden, en nog de zelfde dag om drie uur des namiddags werd het vuur hervat. In de citadel was, ondanks het kwistige gebruik in de mijnen, nog een zeer grote voorraad buskruit aanwezig, die men de vijand liever niet cadeau wilde doen. In een door Surville bijeengeroepen krijgsraad werd derhalve besloten, in de galerijen der drie aange vallen bastions en van de nevenwerken zware kruitladingen aan te brengen om in het uiterste geval eerder de halve citadel te ver woesten dan een oneervolle capitulatie te sluiten1). Aan weerskanten bereidde men zich thans op de eindstrijd voor. Het bombardement, vooral aan de attaque van Schulenburg, waar nu 28 kanonnen en 30 mortieren in batterij stonden, was heviger dan ooit; tegelijk werd het sapperen met kracht voortgezet. In de eerstvolgende nachten kwamen meer dan man, waaronder zelfs officieren, bij de geallieerden over, zogenaamd als deserteurs. De waarheid was echter dat Surville om mondvoorraad te sparen, ieder die wilde vertrekken hiertoe verlof had gegeven. Een deel hunner zal misschien door de linies zijn ontkomen. Anderen keerden 5° 7 x) Journal 42 verso.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 541