plaats van het vijandelijke leger, blijkt het echter niet dat hij veel te weten is gekomen; zijn verslag maakt de indruk, alsof hij het geslaagde ruitergevecht als een voldoende succes beschouwde. De vijand bleef verborgen achter een scherm van bossenmen ont waarde een vrij sterke cavalerie, doch van de hoofdmacht waren noch de plaats, noch de sterkte met enige zekerheid bekend. Onder deze omstandigheden achtten de prinsen het niet raad zaam, de opmars tot aan de genoemde bossen voort te zetten. Tot legering werd overgegaan door het leger van Eugenius van Qua- regnon tot Frameries, door dat van Marlborough van Frameries tot Grand en Petit Quévy. Hessen-Kassel noemt in zijn verslag zelfs het dorp Bettignies aan de boven-Trouille als plaats der linkervleugel, die zich dus tamelijk ver Zuid-Oostwaarts schijnt te hebben uitgestrektx). Het detachement van de erfprins werd nu opgelost en de onderdelen hernamen hun plaats in de beide legers 2). Zien wij thans eerst, wat intussen aan 's vijands zijde was voor gevallen. Villars had reeds op het eind der vorige maand, toen de val der Doornikse citadel onvermijdelijk bleek, alle maatregelen ge nomen om een aanval op zijn linies te kunnen afslaan. Persoonlijk hield hij zich voornamelijk op te Pont a Raches. Nauwelijks had hij echter de 4e vernomen, dat de geallieerden de Schelde overtrokken, of hij begaf zich naar Denain bij Albergotti. Deze had Euxem- bourg reeds naar de Trouille gezonden, met 30 eskadrons en de infanteriebrigade van Picardië. De 3e beval Villars het gehele leger, hem te volgen. Zelf stelde hij zich aan het hoofd van het Maison du Roi, de gendarmerie en de carabiniers, met welke keurtroepen hij bij Valenciennes over de Schelde ging en kampeerde bij Quiévrain. De 6e sluit Albergotti zich aan met 40 bataljons en de gehele cavalerie; de je ook de infanterie van d'Artaignan. Die dag passeert Villars de Honneau, en kampeert hij tussen Montrouil en Attis, met het hoofdkwartier als tot nog toe bij Quiévrain. De 8e blijft het Franse leger in deze positie, zich bepalende tot het uit zenden van verkennende cavalerie en maatregelen inzake de brood voorziening. De beide tegenstanders waren thans door een gordijn van bossen gescheiden. Deze waren: het bos van Boussu, dat van Grand- O De plaats van Marlborough's linkervleugel wordt verschillend opgegeven. Goslinga (aan Hein- sius 9 September) noemt Grand- en Petit Quévy; anderen Bettignies aan de Trouille. In het eerste geval strekten de legers zich tezamen over 10 km uit; in het laatste over i km. Het verschil is met het oog op een spoedige samentrekking niet zonder belang. 2) Enige eskadrons van Eugenius en 2000 man van Dedem hadden de geallieerden ter observatie van Bergen achtergelaten. Sautai 40, 41.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 549