bataljons te Doornik waren de beide legers tezamen reeds zwakker dan de tegenpartij. Het leger van Eugenius stond op i 2 km van de plaats der actie. Het ergste was echter nog dat Marlborough's rechtervleugel op fourage en maraude was, terwijl ook van Euge nius' leger wordt bericht dat een groot aantal manschappen zich op maraude bevond. Dientengevolge was het eerst tegen de avond, dat de rechtervleugel in slagorde stond. Het leger van Eugenius verscheen niet voor de volgende morgen, volgens de gedeputeerden wegens 'les pluies et une nuit obscure'. Wanneer Goslinga zegt: 'vers les trois heures toute l'armée se trouva rangée', bedoelt hij blijkbaar alleen dat van Marlborough en dan zonder de rechter vleugel Onder deze omstandigheden was het beste middel om een drei gende aanval te ontgaaneen imponerende houding, en de vijand stoutmoedig tegemoet gaan. Wat er van Marlborough's leger aanwezig was, kreeg dan ook bevel, tot oprukken. Dopf, die hierbij de linkervleugel aanvoerde, kweet zich bij deze gelegenheid op een wijze, die Goslinga, die toch waarlijk niet tot zijn vrienden be hoorde, woorden van grote lof in de pen geeft 2). Op de linkervleugel werd het dorp Aulnois met de nabijgelegen beheersende hoogte in bezit genomenverder marcheerde het leger op ongeveer in de lijn Aulnois-Blaregniesop de rechtervleugel tot °P geweerschotsafstand van de vijand. Zeven kanonnen werden in batterij gebracht, welke aanstonds het vuur openden op de vijande lijke opstellingen. De uitdagende tactiek beantwoordde volkomen aan het doel. Villars, wel verre tot de aanval over te gaan, meende zelf te zullen worden aangevallen. Het weinig overzichtelijke terrein belette hem, een duidelijk inzicht te krijgen in de sterkte en positie der geallieer de legerscharen, maar, gelijk Frezeliere, een zijner generaals, zegt: 'La contenance ferme qu'ils tenaient ne laissait pas lieu de douter que l'armée n'y fut tout entière'. Zodoende ging de dag voor de geallieerden zonder ongelukken voorbijhet bleef bij een weder zijdse canonnade, die tot in de avond aanhield en wel enige, maar Dat een belangrijk deel der geallieerde troepen op fourage en maraude was getuigen Hessen- Kassei in zijn verslag, Vegelin (relaas fol. 14) en van Franse zijde Dauger en Quincy (niet de schrij ver der Mémoires militaires de Louis le Grand', die zich toenmaals bij het leger in Duitsland be vond): Sautai p. 45" en 46; voorts Eur. Merc. p. 224. Wij lezen dat 'het volck' vier dagen zonder brood was geweest (C.C. de Gelder, 'De slag bij Malplaquet' in Mil. Spectator 1929 p. 562). Blijkbaar heeft de aanvoer gestagneerd. Wij vermoeden dat dit verband hield met het verleggen van de aanvoerlijn. Tot nog toe waren de voornaamste magazijnen te Gent, Oudenaarde, Kortrijk en Meenen (Lamberty V-331). Voor het beleg van Doornik lagen deze zeer gunstig, doch voor opera ties Zuidelijk van Bergen belangrijk minder, zodat Brussel thans moest invallen, en een tekort aan paarden en wagens ontstond (Marlborough a. d. Staten van Brabant 8 September, bij Murray IV-£91). 2) Mémoires p. 110. £18

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 552