handen. Al spoedig bleek, dat het gehele Franse leger in aantocht
was en aanstalten maakte, een stelling in te nemen in het défilé tussen
de Geete en deMehaigne.
Op zekere afstand van de vijand, ongeveer ter hoogte van Bonnef
gekomen, nam het geallieerde leger tussen 10 en 11 uur de slagorde
aan, hetgeen, weer volgens Winsheim, 'met seer veel confusie en
moeite' geschiedde. Daarna avanceerde men 'met de volle front
tegens de vijand aen'Op korte afstand van de vijand gekomen, werd
halt gehouden, en de gevechtsopstellingen ingenomen, waartoe uit
de aard der zaak nog enige verschuivingen nodig waren. Tevens werd
begonnen met het in stelling brengen van het geschut en terwijl men
nog bezig was met het innemen en verbeteren der opstellingen, begon
reeds omstreeks de middag van weerskanten het kanon zich te doen
horen. Om en bij i uur stond het gehele leger gereed tot de strijd.
Toen de Hollandse generaals, in September 1703, zich zo hard
nekkig tegen het bestormen van de linies van Merdorp verzetten, was
een hunner argumenten, dat de vijand zich, al werd hij tot wijken
gebracht, bij Ramillies in een even sterke stelling kon vastzetten.
In hoeverre hadden zij hierin gelijk? Het oude gezegde, dat geen
stelling sterker is dan haar zwakste punt, gold uiteraard ook hier, en
het zwakste punt was in dit geval een geheel open, goed begaanbare
vlakte van i\ km breedte tussen Ramillies en het beekje de Vistoule,
dat -j- 800 m boven Taviers in de Mehaigne uitloopt, en welks
moerassige oevers aan deze zijde een goede aanleuning verschaften.
In Ramillies nam de Kleine Geete haar oorsprong die, met enkele
andere beekjes, omzoomd door heggen en houtgewas, een zekere
hinder opleverde voor cavalerie, wat oorzaak was, dat beide partijen
hier moeilijk aan elkander konden komen. Aan de Franse zijde vond
men hier de als steunpunten bruikbare dorpen Offuz en Autreglise.
In de rug der stelling liep de Grote Geete, wat ten gevolge had
dat een eventuele terugtocht in Noordelijke richting zou moeten
gaan op Jodoigne, dus ongeveer evenwijdig aan de stelling. Het hier
aan verbonden nadeel werd echter ten dele opgeheven doordat het
Noordelijk deel der stelling verreweg het sterkst was, hetgeen de
kans op het afsnijden van belangrijke troependelen verminderde. De
Tombe d'Ottomont, waarvan in de bronnen veel sprake is, is een
hooggelegen, uit de verte zichtbare oude grafheuvel nabij de rechter
vleugel der stelling. Dicht er langs loopt de nog aanwezige Romeinse
weg, die als 'Vie de Brunehaut' op de kaarten voorkomt1).
x) Ook Orkney gewaagt van de 'confusion' bij het innemen der opstellingen, 'which I own gave
me at first a very ill prospect of things'. Voor de topografie van het slagveld gebruike men de kaart
uit de atlas van Pelet (schaal i op 30 000). De vele in Nederland aanwezige plattegronden gaan alle
31