in de rug komen en aldus meehelpen, hem uit de bosrand te ver
drijven. Het korps van Doornik, hiertoe bestemd, telde 19 of 20
bataljons, nadat één bataljon, (het eerste van de Hollandse Garde)
aan Johan Willem Friso was toegezonden. Het bestond uit
Engelse, Pruisische en Hannoveraanse troepen. Onder Withers
worden als de generaals genoemd, Temple, Hohendorf en Brock.
Aanvankelijk waren slechts g eskadrons aan het korps toegevoegd.
Eerst tijdens de slag werden deze op herhaald verzoek van de be
trokken generaals vermeerderd tot of 20 eskadrons; het duurde
echter meer dan twee uur eer deze versterking het terrein bereikte
waar zij in actie kon komen. Zij stond hoewel uit Hessische troepen
bestaande, onder bevel van de Deense generaal Milkau1).
Ter linkerzijde van Schulenburgs' legerafdeling zou van
Lottum met 21 of 22 bataljons, waarvan 8 Britse en verder Pruisi
sche en Hannoveraanse onder de generaals Argyll, Webb, Tettau
en Denhoff het bos van Sart uit Oostelijke richting aanvallen. Een
batterij van niet minder dan 40 stukken zou hierbij de nodige steun
verlenen.
In tegenstelling tot de indrukwekkende infanteriemacht welke
tegen het bos van Sart werd ingezet stond slechts een zwakke groep
in het centrum, n.l. 17 bataljons onder Orkney. Van links naar
rechts4 Hannoveraanse onder Rantzau ongeveer 7 Pruisische
onder Finck en een zestal Engelse. Zij waren bestemd om pas in een
later stadium van de strijd daadwerkelijk op te treden.
De resterende infanterie, dertig nationale Hollandse bataljons
onder Johan Willem Friso en Fagel, waren bestemd voor de
aanval op de Franse rechtervleugel. Dat dit een hopeloze taak was
is duidelijk. De bedoeling was aanvankelijk geweest, ook het korps
van Withers op de linkervleugel in te zetten, maar bij nader inzien
kreeg het zoals men weet een taak op het tegenovergestelde einde
van de slaglinie. Dat dit spoedshalve geschied zou zijn is niet aan
nemelijk. Hun mars toch ging over Flarmignies, dat van beide
vleugels even ver afligt 2). Veeleer mag men het er voor houden dat
de veldheren tegen het bos van Sart, waarvan het bezit over de
uitslag zou beslissen, een zo grote macht als slechts enigszins moge
lijk was hebben willen concentreren. Bij een dergelijke opzet be
hoorde echter het opdragen van een vasthoudende of demonstratieve
taak aan de linkervleugel. Uit niets blijkt, dat een zodanige opdracht
is gegeven, en de veldheren ontkwamen dan ook niet aan het verwijt
P6
Schulenburg, Mémoires p. 42g vlg.het verslag van Wackerbarth d.d. 27 September 1709
aid. p. 43£ vlg.
2) Schulenburg 42