van verschillende marsen hielden de Staatsen de vijand onder de bedreiging van nieuwe aanvallen. Diep was echter de teleurstelling, zowel over het vruchteloos bij stromen vergoten bloed als over het uitblijven van enige ondersteuning, hetzij van het detachement van Doornik, hetzij van de naastbijzijnde Hannoveraanse bataljons. De vraag mag worden gesteld waarom, nu de Hollandse aanval over de gehele linie met zo drastische verliezen was afgeslagen, Boufflers niet tot een algemene tegenaanval is overgegaan, te meer omdat hierin nog de enige kans was gelegen om de slag te winnen, gezien de loop welke inmiddels de gebeurtenissen op de geallieerde rechtervleugel hadden genomen. De Franse officieren hadden, zo lezen wij, moeite, hun manschappen te weerhouden. La FrÉzeliÈre en misschien ook anderen deden het voorstel er toe aan de maar schalk, en velen waren van mening dat een zodanige tegenaanval de slag ten nadele der geallieerden zou hebben beslist. Als redenen, waarom Boufflers er niet toe durfde besluiten vinden wij genoemd enerzijds dat de verschansingen en hindernissen het verlaten van de stelling bemoeilijkten een bezwaar dat vooral voor de cavalerie moet hebben gegolden en de geringe beschikbare ruimte om de ruiterij vóór de linies op te stellen. Men zou hier nog aan toe kunnen voegen dat ook de Franse bataljons niet weinig gehavend en door- eengeraakt moeten zijn geweest, dat een ordeloos nastormen ge makkelijk schipbreuk had kunnen lijden op de ongeschokte Staatse cavalerie, en dat het ordelijk opstellen der infanterie en het débou- cheren der cavalerie uit de eigen stelling om de juistgenoemde redenen de geallieerden tijd zou hebben gelaten tot het nemen van de nodige tegenmaatregelen. Ook is het niet zeker of Boufflers reeds bekend was met de ongunstige gang van zaken op de Franse linkervleugel, zodat wij, alles tezamen genomen, geneigd zijn, het verklaarbaar te vinden dat hij aarzelde een besluit te nemen, dat het voorlopig behaalde succes misschien in zijn tegendeel kon doen verkeren. Het gevolg was met dat al, dat de grote overmacht aan infanterie op de Franse rechtervleugel alleen tot het afslaan van aanvallen is benut en verder van geen invloed was op het beloop van de slag 2). Op de linkervleugel waren intussen belangrijke gebeurtenissen voorgevallen. Wij zagen dat de geallieerde infanterie de tegenover gestelde rand van het bos van Sart had bereikt. Zij stuitte hier op de tweede linie der vijandelijke infanterie, versterkt met de uit het bos verdreven bataljons. Aan beide kanten moeten de verbanden S3* x) Sautai 173, 193, 194, 211, 212.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 570