De Fransen waren trots op de vastberaden houding en de goede orde waarin de terugtocht werd volbracht, en schrijven hieraan het uitblijven der vervolging toe. Folard gaat zelfs zo ver, te beweren dat de terugtocht geheel onnodig was geweest. Maar wij horen, hoewel sporadisch, ook andere klanken. In een brief van een Frans officier, in vertaling opgenomen bij de Vrijer, lezen wij b.v.'Wij kunnen de ware reden, waarom de vijand niet meerder vurigheit om ons te vervolgen toonde, nog niet doorgronden: maar men gelooft dat het om 't verlies zijnes voetvolks nagelaten is. Wij deden zekerlijk een der fraaiste aftochten die, binnen bereik van 't men- schelijk geheugen, in 't gezicht van een zegevierend leger, gedaan zijnmaar het is ook zeker, dat de vijand ons daartoe den noodigen tijd gunde, en ons alleen in schijn vervolgde'. Feuquiere consta teert eveneens het achterwege blijven van enige achtervolging en verkeert zelfs in de mening dat de geallieerden eerst in de morgen van de 12e bemerkten dat de vijand was teruggetrokken x). De moderne schrijvers leggen zich neer bij de vermoeienis van de troep en de zware verliezen als verklaring voor het afzien van de vervolging. Het blijkt echter dat deze gedragslijn geenszins de alge mene instemming had. Hompesch zegt in een schrijven van 30 September aan Heinsius, wanneer hij over de mogelijkheid van een tweede slag spreekt, dat hij de kans er op niet groot acht, d autant plus qu'ils ne doivent pas conter qu'on les laissera echapper une autre jois(curs, van mij) 'lorsqu'on aura de l'avantage sur eux'. Goslinga en Hompesch hebben beiden op de vervolging aange drongen, blijkens de brief van de eerste aan Heinsius van 17 Sep tember. Nadat hij meedeelt dat de vijand bij Quesnoy staat, vervolgt hij'Je ne crois pas qu'il s'y fut arretté si nos Princes eussent trouvé a propos de poursuivre le jour de la bataille. Hompesch qui a fait tres bien son devoir, demandoit avec empressement de les poursuivre et de tomber sur leur infanterie de la droite qui se re- tiroit par la campagne; je les pressois meme la dessus, mais ils ne le trouvoient pas a propos'. Aan lof voor de veldheren laat Goslinga het overigens niet ontbreken: 'Au reste il faut leur rendre a tous deux la justice de dire qu'ils ont témoigné dans cette hasardeuse et cruelle bataille toute la prudence, sanghfroid et fermeté qu'on eut pu desirer'. Ook Vegelin van Claerbergen verhaalt in zijn dag boek van de aandrang, door Hompesch 'en vele andere' generaals, met bijval van Goslinga, op de veldheren geoefend om zich de dag, die nog lang genoeg was, ten nutte te maken en de vijand niet op 39 x) De Vrijer IV-445Feuquiere 273.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 577