Marlborough bericht alleen dat de troepen waren in 'a very mean condition', en voorts lezen wij, dat zij van 4000 tot 2000 man waren geslonken. Boufflers en Bergeyck spreken in hun brieven dan ook met lof over Grimaldi en de officieren en soldaten. Van op roerigheid der burgerij, waarvan Lamberty gewaagt, vinden wij in de Franse brieven geen melding gemaakt. Van de door het garnizoen geleden verliezen bezitten wij geen opgavenevenmin weten wij of het bombardement veel schade in de stad heeft aangericht. De verliezen der belegeraars kan men bij combinatie der verschillende gegevens op -j- 14^0 man aan doden en gewonden becijferen. Van verdere krijgsbedrijven kon moeilijk meer sprake zijn. Het late seizoen en de schaarste van fourage waren hiertegen afdoende beletselen. Tijdens het beleg had de voorziening met levensmiddelen al grote moeite gekost; ook het aantal beschikbare voertuigen was onvoldoende. De commissaris van den Broek althans kreeg last, tegen 6 October 400 wagens in Brabant en even zoveel in Vlaanderen te vorderen en te Brussel ter beschikking van van der Linghe te stellen. Provediteur was nog steeds van der Kaa, naast wie een zekere Castano wordt genoemd. Herhaaldelijk moest Marl borough op het verschaffen van de nodige wagens aandringen. Om de aanvoerweg te bekorten, gaf hij last, het brood in ontvangst te nemen te Casteau, een paar uur ten Noorden van Bergen op de weg naar Brussel, zodat het bezwaarlijke passeren van de moerassen van de Haine en van de brug bij Jemappe werd vermeden. Ook het escorteren van de convooien baarde zorg, blootgesteld als zij waren aan de aanslagen der partijgangers uit Namen en elders, onder wie de vermetele Dumoulin op de voorgrond trad 1). Niet minder bedenkelijk waren de excessen, waaraan de troepen, in het bijzonder de vreemde, zich schuldig maakten, en waartegen blijkbaar niet voldoende werd opgetreden. Zo beklaagde de Raad van State te Brussel zich over de excessen en plunderingen van een afdeling van de luit.-generaal Wilkes op de weg van Doornik naar Brussel. Van de Saksers uit het leger van Eugenius lezen wij, dat zij zich twintig wagens - denkelijk wel geen ledige - wederrechtelijk hadden toegeëigend. Hevig klaagden de Brusselse Raad van State en de Staten van Brabant over ongeregeldheden, gepleegd door de dragonders van Audegnies, en 10 October plunderden de keizer lijke soldaten een schip, met graan voor het magazijn en medica menten voor het hospitaal geladen. Niet alleen de aan de ingezetenen 559 Murray IV, 6io-'i2, 614, 619, 62o-'2i, 628.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 597