berokkende schade, maar ook de verslapping van de tucht, waarvan deze misdragingen een symptoom waren, moest grote zorg baren. Goslinga was zelfs bevreesd dat het vroeg of laat nog eens op een debakel zou uitlopen, en het is een van de eerste redenen waarom hij een zo spoedig mogelijk einde van de oorlog voorstaat x). Aan Franse zijde was Berwick de 18e in het hoofdkwartier aan gekomen. Een gezamenlijk met Boufflers en d'Artaignan, thans Montesquiou, gehouden verkenning bevestigde al dadelijk de mening van de laatstgenoemden, dat van een poging tot ontzet van Bergen diende te worden afgezien. Na de capitulatie hielden de Franse legerhoofden, die althans niet de fout begingen, hun tegen standers te onderschatten, nog ernstig rekening met een mogelijk beleg van Maubeuge. De 21e werd zelfs nog begonnen met het opwerpen van een verschanste legerplaats onder de wallen dier vesting, waar Berwick zich legerde met niet minder dan 26 batal jons en 7^ eskadrons, terwijl Boufflers in het kamp van Ruesne voor de veiligheid der verdere frontieren waakte 2). Maar weldra bleken al deze voorzorgen onnodig, toen het ge allieerde leger de 2^e over de Haine ging en enige uren Noorde lijker een legerplaats betrok tussen Soignies en Roeulz. De 27e werd het laatste kamp opgebroken, en marcheerden de troepen in ver schillende richtingen af naar de winterkwartieren. Te voren was nog de graaf van Aremberg in plaats van de prins van Croy tot groot-baljuw van Henegouwen benoemd, en Dohna tot gouverneur van Bergen 3). Boufflers begon ter zelfder tijd het leger te verdelen, en ontving 1 November de definitieve orders des konings voor het zenden der troepen naar de winterkwartieren, waaraan hij aanstonds gevolg gaf. Marlborough en Eugenius begaven zich naar Brussel en vandaar naar Den Haag, om met Heinsius de plannen te beramen voor de veldtocht van het volgend jaar. Frederik Willem, de Pruisische kroonprins, had het leger reeds tijdens het laatste beleg verlaten en was naar Berlijn teruggekeerd. Johan Willem Friso kwam de 17e te Leeuwarden aan, en ver trok reeds de 28e vandaar naar zijn jonge gade, die te Rintelen vertoefde4). 1) Murray IV, 6if, 616; Goslinga aan Heinsius 12 October (Heins. arch. 1402). Wassenaer-Duiven- voorde aan Bentinck, 1; October 1709 (R. G. P. KI. Serie 24, p. 04.). 2) PeletIX-109, IIO. 3) Pelet IX-112; Murray IV-634, 638. De Engelsen betrokken de winterkwartieren in Gent, Brussel en Antwerpen en 4 bataljons in Doornik; de Hannoveranen langs de Demer, de Pruisen in Opper-Gelder en de Maasstreek, de Keizerlijken langs de Dender (Marlborough a. d. St.Gl., bij Murray IV-642 vlg. 639). 4) Pelet IX-113. Marlborough ging 28 October naar Brussel, 3 November naar Den Haag, tussen S60

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 598