drons, welke zich uitstrekten tot Folx-les-Caves tegenover Autre- glise; links 48 eskadrons in twee linies van resp. 26 en 22 eskadrons. Daarbij werden de 2 1 Deense eskadrons, welke aanvankelijk enige tijd bij Jandrineuil in reserve hebben gestaan, nog voor of tijdens de slag als derde linie bij de linkervleugel gevoegd, die thans 69 eska drons telde. Uit de infanterie werden twee detachementen geformeerdvier Nederlandse bataljons, waarbij twee stukken geschut, werden be stemd voor de aanval op de uiterste linkervleugel tegen de stelling bij Taviershet werd bij gebreke van brigadiers aangevoerd door de Zwitserse kolonel Werthmüller von Elgg. Het waren twee regi menten der Friese garde en die van Slangenburg en Salisch. Voor de aanval op Ramillies diende, als eerste echelon, een detachement van 12 bataljons onder de Deense luitenant-generaal (van Neder landse geboorte) Scholten, bevelhebber van de Deense infanterie. De zeer heterogene samenstelling van het detachement is niet met juistheid bekend; wij weten slechts, dat het Hollandse bataljon van Huffel, het Holsteinse van Aderkas, en het Schotse van Bortwick (Hepburn) ertoe behoorden, en verder Deense, Engelse en Zwitser se troepen. De bataljons waren blijkbaar zowel uit de eerste als uit de tweede linie genomen. De aanval op Ramillies werd gesteund door een twintigtal vier en twintig pondersoverigens was de artil lerie over het front verdeeld x). Voor het overige zij verwezen naar de ordre de bataille in Bijlage 3. In de toenmalige veldslagen had de opperbevelhebber geen be paalde standplaats. Marlborough heeft zich naar het schijnt aan vankelijk bij het centrum, later in of bij de linkervleugel bevonden, de enige plaats waar, naar het zich liet aanzien, een doorbraak door het vijandelijk front mogelijk was. Villeroy was van huis uit besloten, zich tot de verdediging te 3 5 In de collectie Bodel Nijenhuis te Leiden komen twee slagordes van het leger van Marlborough voor, n.l. een behorende bij de prent, uitgegeven door Anna Beek, een bekende drukkerij te Den Haag, de ander bij een plaat van P. Husson. Zij vertonen grote verschillen in de opstelling der ruiterij, en die der Deense troepen. Zo komen bij Husson de regimenten cavalerie, welke de zwaarste verliezen hebben geleden, op de rechtervleugel voor, wat niet aannemelijk is, en de Deense infanterie links van de Staatse. Volgens de plaat van Anna Beek staat het Deense voetvolk links naast het Engelse, wat ook van andere zijde (Eur. Merc. p. 302) wordt bevestigd, en ook, als zijnde koninklijke troepen, iets meer waarschijnlijk is. In Bijlage 3 vindt men de slagorde volgens Anna Beek. Volgens Goslinga stond de infanterie, bij gebrek aan ruimte, op drie, volgens John Scot in zijn 'Remembrance' zelfs op vier linies. Ook Orkney spreekt van 'several lines'. De tekeningen geven alle slechts twee linies. Tracht men echter, bij een frontbreedte van 100 m per bataljon, de slagorde op schaal op de kaart uit te zetten, dan komt men inderdaad voor twee linies plaats te kort. Ook aan Franse zijde blijkt het front Ramillies-Offuz te smal voor het aantal bataljons; hier waren echter talrijke troepen vooruitgeschoven in de dorpen en heggen voor het front. Enige Franse brieven over de slag vindt men in de bijlagen 9 t/m 16.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 59