na enkele dagen stuitte hij op een sterke vijandelijke stelling, die de
voortgang ten enenmale belette. Intussen had echter de Savooise
generaal de la Rocca met een detachement een Noordelijke weg
genomen, en deze was er in geslaagd, langs de voet van de Montblanc
het dal van de Boven-Isère te bereiken. Hij besloot Daun thans te
volgen, en na een bezwaarlijke mars en hardnekkige tegenstand van
een Frans korps onder Thoy bezette hij 3 Augustus Conflans.
Verder door te dringen achtte de keizerlijke veldheer evenwel niet
geraden wegens zijn precaire verbindingen, welke Berwick in dit
geval gemakkelijk zou kunnen afsnijden. Tot 24 September ver
toefde het leger in en bij Conflansdaarna zag Daun zich genood
zaakt, de terugtocht te aanvaarden, die, gelukkigerwijs zonder
achtervolging van Franse zijde, over de Kleine Sint Bernhard en door
het dal van de Dora Baltea ongestoord werd volbracht. Eind October
betrok het leger de winterkwartieren, welk voorbeeld Berwick
aanstonds navolgde.
Men kan Daun van de uitslag moeilijk een verwijt maken; het te
bereiken doel ging de beschikbare krachten te boven, en men mag
het als een verdienste aanrekenen, dat hij het leger zonder zware
verliezen weder in Italië kon terugbrengen.
Verdere krijgsbedrijven vielen op het Appenijnse schiereiland in
dit jaar niet voor, behoudens één van weinig betekenis aan de kust
van Toscane. Hier hielden de Fransen de havensteden Porto Ercole
en Longone- de Keizerlijken Piombino en Orbetello bezet. In De
cember deden de eerstgenoemden een poging, zich van Orbetello
meester te maken. Een afdeling Keizerlijken, over zee aangevoerd
onder de overste Wurmbrand, verdreef de vijand, die de stad
reeds had ingesloten, echter door een uitval, zodat deze met enige
verliezen naar Porto Ercole de vlucht nam.
Plannen werden nog beraamd tot een landing op Sicilië, waarbij
de commandant der keizerlijke troepen in het koninkrijk Napels,
Philips van Hessen-Darmstadt, het bevel zou voeren. Deze
plannen zijn nochtans niet tot uitvoering gekomen, naar het schijnt
wegens de toenmaals gaande zijnde vredesonderhandelingen, die
een spoedige uitlevering van Sicilië, gelijk met de gehele Spaanse
monarchie, in het vooruitzicht schenen te stellen.
Ter zee vielen dit jaar, evenmin als in het vorige, belangrijke
wapenfeiten te vermelden. Naar de Middellandse zee werden achter
eenvolgens twee eskaders gezonden, resp. onder Schrijver en van
Aerssen van Sommelsdijk, wier taak voornamelijk bestond in het
beletten van de korenaanvoer uit Barbarije naar Frankrijk en het
vijandelijke Spanje, en zodoende de druk der hongersnood aldaar
57°