nog te verzwaren. Tevens verontrustten zij de kust van het ko
ninkrijk Valencia, tot indirecte steun bij de oorlog in Catalonië.
Hiertoe behoorde o.a. het bombarderen van de rotsvesting Peni
scola, voorheen de zetel van Paus Benedictus xiii in zijn balling
schap, door de Nederlandse bombardeergaljoten. Ontmoetingen
met de vijand vielen bij een en ander niet voor.
Voor de dienst in de Noordelijke wateren werden twee eskaders
uitgerust, n.l. een van elf schepen onder de schout bij nacht Jan
van Convent om te kruisen op de Duinkerker kapers, een van
twaalf schepen onder Cornelis Beekman tot het binnenbrengen
van de retourvloot. Het laatste werd gelukkig volbracht; met de
Duinkerkers vielen enige afzonderlijke gevechten voor, waarbij
moedig werd gestreden, doch welke wij, als meer tot de zeege
schiedenis behorende, onbesproken kunnen laten.
Het totaal aantal schepen, dat de Staat in dit jaar met grote moeite
in zee bracht, is 38, met 2124 stukken geschut en 10 730 man.
Van algemene bekendheid is, dat de vervalperiode der zeemacht,
die bijkans de gehele 18e eeuw zou aanhouden, in deze tijd feitelijk
reeds was ingetreden. Het nijpende geldgebrek bij de admiraliteiten
en de Staten-Generaal en de onwilligheid der landprovinciën om
tot de zeemacht bij te dragen waren hiervan de voornaamste rede
nen. Tekenend voor de toestand in de Republiek is echter dat,
naar de Jonge in zijn 'Zeewezen' becijfert, voor rekening van
particulieren alleen te Middelburg en Vlissingen in de jaren 1702-1706
niet minder dan 74 commissievaarders werden uitgerust met 1722
stukken en ruim 11 700 manschappen.
Deze getallen kunnen opnieuw ten bewijze strekken, hoe groot,
bij alle klachten over de zware oorlogslasten, de rijkdom in onze
Republiek te midden van de oorlog nog was, doch tevens, dat ten
slotte slechts een klein percentage van het nationaal vermogen aan
leger en vloot werd dienstbaar gemaakt.
S71