en Savoye hier een krachtige oorlogvoering belemmerde. In Spanje zou Starhemberg, na de nodige versterkingen te hebben ont vangen, het offensief hernemen. Een schaduwzijde was hier evenwel, dat van de medewerking van Portugal, de lauwste aller bondgenoten, niet veel viel te verwachten. Voorts was in de plannen der bond genoten een landing in Zuid-Frankrijk opgenomen, n.l. bij Cette, zulks in verband met berichten omtrent nieuwe onlusten in de Cevennes. De landoperaties zouden hier geschieden onder leiding van de generaal-majoor Sayssans, een uitgeweken Hugenoot in Poolse, thans tijdelijk in Engelse dienst1). Een eerste vereiste om belangrijke resultaten te kunnen boeken wasvroegtijdig te velde te komen. Het vorig jaar had men de uit slag der onderhandelingen afgewacht; het gevolg was geweest dat men de vijand geheel voorbereid in zijn linies had aangetroffen en van doordringen in Zuidelijke richting had moeten afzien. Ditmaal wilden de bondgenoten voor een belangrijke voorsprong zorgen. Dit was slechts mogelijk door het aanleggen van magazijnen van z.g. droge fourage (haver, hooi en stroo), uit welke de paarden moesten worden gevoed totdat het gras hoog genoeg stond. Men mocht ver wachten, dat de vijand eerst dan te velde zou komen, daar hij de geweldige kosten, aan het oprichten van zodanige magazijnen ver bonden, waarschijnlijk niet zou kunnen dragen. De geallieerden wierpen op deze wijze dus hun financiële overmacht in de schaal. De 29e Januari had een langdurige conferentie plaats tussen Heinsius en de Britse en keizerlijke gezanten, over de vaststelling der contingenten. Men rekende op een veldleger van 120 bataljons en 280 eskadrons, doch besloot, dat de Hessische en Paltsische troepen eerst later zouden worden aangetrokken, omdat zij mis schien aan de Rijn nodig zouden kunnen zijn. Een hoogst onaange name verrassing kwam van de zijde van Schmettau, de Pruisische gezant. Hij deed namelijk de mededeling dat de koning van Pruisen had besloten, al zijn troepen uit de Nederlanden terug te roepen, en dat zij 12 Februari op mars zouden gaan, tenzij de geallieerden aan zekere eisen voldeden. Het gold voornamelijk een garantie voor het bezit van Gelder en van de teruggave van het prinsdom Oranje. Daarnaast presenteerde Schmettau volgens zijn gewoonte een lijst waarop behalve deze nog een tiental andere verlangens voorkwamen. De meeste hadden betrekking op de veelomstreden nalatenschap van Willem iii, o.a. het graafschap Meurs, Dieren, het Loo, be zittingen in Franche-Comté, tot het tafelzilver van Frederik s 82 De Jonge, Zeewezen IV-^9.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 620