ontvangen richtlijnen, indien de geallieerden met beperkte of ge scheiden optredende korpsen zouden ageren, de linies van Cambrin vasthouden; zag hij zich echter tegenover overmachtige strijdkrach ten geplaatst, dan zou hij zich bij Douai achter de Scarpe plaatsen en aldus, behalve Douai, indirect ook Arras en Cambrai dekken. Intussen had hij reeds inundaties doen stellen rondom Douai, de meest bedreigde plaats, en Valenciennes1). De 13e April had men aan Franse zijde bericht, dat de geallieerde strijdkrachten op weg waren om zich de 20e hetzij bij Doornik, hetzij bij Soignies te verzamelen. Aan de vijandelijkheden op grote schaal, die weldra zouden beginnen ging echter nog een voorspel vooraf. Reeds in Maart had Albemarle het plan opgevat, Mortagne en St. Amand te nemen. Beide plaatsen waren van belang omdat zij de vaart op de Scarpe beletten; de inneming van St. Amand was tevens wenselijk, omdat zij op actie in de richting van Valenciennes scheen te duiden, en dus de vijand dwong, zijn troepen des te meer te verdelen, wat aan de voorgenomen aanval op de linies slechts ten goede kon komen. Na de nodige voorbereidingen kwam het 14 April tot de aanval op Mortagne met zes schepen, evenzoveel kanonnen en 300 man. Het gold voornamelijk het kasteel. De gewapende vaartuigen voeren aan drie kanten tot dicht onder de muren, en namen het gebouw zo geducht onder vuur, dat de bezetting na enig geweervuur capituleerde. De bevelhebber was een kapitein Jacob (een neef van de beroemde partisaan Pasteur) die met vier offi cieren en een 70 man krijgsgevangen werd. Tot de 70 man behoor den ook de bezetting van het stadhuis en van de redoute, welke zich na de val van het kasteel eveneens overgaven. Albemarle liet in het kasteel de vrije compagnie van de kapitein Houze en 20 andere manschappen; 1man in het stadhuis en 10 in de redoute. Doch ook de Fransen hadden te Condé gewapende vaartuigen, z.g. galjoten, uitgerust, en reeds de volgende dag maak ten zij zich, met steun van een sterk detachement infanterie en 8 a 9 stukken op de galjoten na een tegenstand van twee a drie uur van de posten meester. De bezetting, volgens Albemarle omtrent £0 man, volgens Pelet vier officieren en 78 man, werd krijgs gevangen. Albemarle en Cadogan, die samen de plannen hadden opge maakt, begrepen dat thans krachtiger maatregelen nodig waren. Er werden nu twaalf schepen ingezet, de helft met geschut, de andere x) Pelet X p. 10, 12, 13. 59 o

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 630