met manschappen. Hiermee werd de aanval de 18e herhaald, met
steun van een batterij, in stelling gebracht op de hoogte van Maulde,
en een detachement onder de graaf van Fels. Een 12 a 1 j-tal Franse
galjoten ondersteunde ditmaal de aangevallen positie, en daar de
geallieerde schepen de wind tegen hadden en de vijandelijke galjoten
roeivaartuigen waren, maakten deze het de aanvallers in den be
ginne lastig, totdat zij door het vuur van de genoemde landbatterij
werden verdreven. De uit 200 grenadiers bestaande bezetting gaf
zich gevangen, en maakte plaats voor 200 man en vier stukken
geschut van de geallieerden.
De kapitein der artillerie Johan Frederik Martsfeld, die het
bevel over de genoemde landbatterij had gevoerd, werd door
Cadogan zeer geprezen 'even als de vigilantie van deszelfs artillerie
volk', en in het bericht der gedeputeerden eervol vermeld.
Van de inneming van St. Amand, eveneens geheel door water
omringd, is blijkbaar afgezien, zodat de waterweg naar Douai
voorlopig versperd bleef. De aanwezigheid der galjoten te Condé.
bleef een bedreiging vormen; tot nieuwe aanvallen op Mortagne,
waarvoor Marlborough bezorgd was, is het echter niet meer
gekomen x).
FORCEREN DER LINIES EN INSLUITING VAN DOUAI
Wij vermeldden reeds de redenen, welke de geallieerden be
wogen om vroegtijdig te velde te komen, en de strijdkrachten om
en bij Doornik te verzamelen. Toen zij 20 April tot de aanval op
de Franse linies overgingen, was het leger nog slechts voor een deel
geconcentreerd. De totale sterkte van de tot de krijg in de Neder
landen bestemde troepen bedroeg niet minder dan 2 1 bataljons en
284 eskadrons. Hiervan waren voor de vestingen bestemd, naar
Vegelin bericht, 43 bataljons en 7000 'gecommandeerden'd.w.z.
ongeveer 35 uit elk bataljon. De Pruisische troepen ter sterkte van
19 bataljons en 39 eskadrons waren nog in aantocht; een deel van
de Paltsische (8 bataljons en 1 eskadrons) en Hessische troepen
(9 bataljons en 16 eskadrons), welke in hun stamland hadden over
winterd, alsmede enige Saksische eskadrons onder Seckendorf,
HOOFDSTUK III
Albemarle a. d. St.Gl. 16, 2o April (St.Gl. f028)Vegelin v. Claerbergen aan id. 20 April
(St.GI. 8227); Europ. Mere, ie st. p. 278; Murray IV-703, 721Slothouwer p. 373, '76.
591