strenge orders uitgevaardigd ,welke in het gehele leger en in de verschillende talen werden gepubliceerd. De 2^e vaardigde Eugenius een 'Disciplins- oder Zuchtsordnung' uit, waarin strenge straffen werden bedreigd tegen de meest voorkomende euvels, als afwijken van de mars, fourageren zonder verlof, verlaten van het kamp, en de met dit alles nauw verbonden roof en plundering. Aangaande de tucht vinden wij in het relaas van Vegelin een paar interessante mededelingen. Tot de minste klachten gaven de Staatse troepen aanleiding. Bij hen was, sedert het bewind van Willem iii, de discipline het strengst. Daar volgens de Artikel brief van i£9o op 'dieverijen' de doodstraf stond (art. 3 en 41) kon zelfs het stelen van een kip of gans met de galg worden ge straft. Bij de Engelsen was de tucht minder, doch niet in die mate dat zij tot grote klachten aanleiding gaf. Het slechtst was het bij de Keizer- lijken gesteld, en zij bedierven de anderen door hun voorbeeld. Een groot nadeel was uit den aard der zaak, dat de meeste vreemde contingenten onder eigen krijgsrecht leefden. Als zodanig noemt Vegelin de Engelsen, Keizerlijken, Denen, Pruisen, Saksen, Paltsische troepen, Hessen, Wurtembergers en - in het Staatse leger - de Zwitsers. In het algemeen werd bij de vreemde troepen veel meer door de vingers gezien dan bij de 'nationale', en het is duidelijk dat deze ongelijkheid op de duur ook op het Staatse krijgsvolk een slechte invloed moest hebben. Merkwaardig isook Vegelin's opmerking dat die Duitse contingenten, welke onder Nederlands krijgsrecht stonden, (wellicht doelt hij hierbij op Munstersen, Holsteiners e.a.) zich gunstig van de anderen onder scheidden 1). De beschikkingen voor het beleg werden vastgesteld op 1 Mei. Het insluitingsleger bestond uit 40 bataljons en 32 eskadrons. Er werden twee attaques gevormd, elk van 20 bataljons, de rechter onder Anhalt-Dessau, de linker onder Johan Willem Friso, zijnde de twee oudste generaals der infanterie. Onder beiden dienden twee luit.-generaals en vier generaal-majoors; alleen de laatsten zouden in de 'trenchée' rouleren. Onder Johan Willem Friso dienden bovendien vier brigadiers; onder Dessau geen, omdat bij de keizerlijke troepen, waarvan hij twee regimenten onder zich had, geen brigadiers waren. Tot de attaque van Dessau behoorden, behalve de twee keizerlijke, vijf Pruisische, acht Hollandse, twee Saksische, twee Deense en een Wurtembergs P Murray V p. 9, 16-18. Feldzüge XII-J82, Suppl' p. 69. Ph. Vegelin, Relaas f. 43. 600

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 640