alvorens de nevenliggende ravelijnen waren genomen, terwijl wij bij andere belegeringen zagen, dat somtijds de hoofdwal en het ravelijn gelijktijdig werden aangevallen, of ook, als bij Meenen, dat men het ravelijn ongemoeid liet en zich er tegen dekte door het opwerpen van een epaulement. Vooral het overtrekken van de vóórgracht en het zich vastzetten op het glacis en in de bedekte weg gingen met grote moeite en zware verliezen gepaard, omdat men hierbij in front, in de flanken en zelfs in de rug aan vuur en tegenaanvallen bloot stond. Aan de Oostzijde waren de omstandigheden dienaangaande voor de aanvaller veel minder ongunstig, hoewel, wanneer de bele geraars zich later wijs maakten, dat men aan die zijde de stad in acht of tien dagen had kunnen nemen, dit stellig overdreven is. Toen de aankomst der artillerie binnen enkele dagen was te ver wachten werden in de nacht van 4 op Mei de loopgraven geopend. Aan elke attaque werkten, naar wij lezen, 25*00 arbeiders, terwijl 600 'bedekkers' waakten naar de zijde van de stad, en vier bataljons gereed stonden tot ingrijpen bij een eventuele uitval. Er werd een grote parallel, die de beide attaques verbond, aangelegd op grote afstand, ongeveer 800 m, van de contrescarp. Deze grote afstand (de normale was ongeveer 400 pas) achtte men nodig wegens het geheel open vóórterrein. Hij had althans het voordeel dat de ver liezen gering waren, ook omdat de vijand het graven eerst laat ge waar werd: bij de linker attaque 5 doden en 18 gewonden, bij de rechter één dode en één gewonde 1). Behalve de parallel werden nog twee communicaties gegraven resp. naar de dorpen Quincy en Planque. De attaques waren gericht, gelijk reeds ter sprake kwam, tegen de Westzijde der vesting; de linker tegen de ravelijnen 30 en 39 links van de poort naar Ocre, de rechter tegen de ravelijnen 28 en 27, bij de poort van Ecrechin. Dat de nadering niet gemakkelijk zou zijn, was reeds te voorzien. Ondanks het afdammen van de Scarpe was het vóórterrein voor de linker attaque nog drassig; bij de rechter was dit in verhoogde mate het geval. Vóór het ravelijn 28 bevond zich buiten de vóórgracht een tweede bedekte weg of vóór-contres- carp, die door een strook ondergelopen land van 60 m breedte werd gedektook om aan de vóórgracht bij het ravelijn 27 te komen moest een brede strook water worden gepasseerd. Nu het openen der loopgraven het aanvalsfront had bekend ge maakt, kon ook de verdediger met het oog hierop zijn maatregelen nemen. Zo werden op het bedreigde gedeelte de palissaden ver- 603 Eur. Mere. 294; Feldzüge XII, Suppl4 p. 60; Joh. Willem Friso a. d. St.Gl. g Mei 1710 (St.Gl. Mei 1710 (St.Gl. £028) noemt 3000 arbeiders en aan elke attaque 700 'bedekkers'.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 643