kanaal en de Scarpe afsloot, en welke reeds (sedert de 12e Mei) door een reeks van redoutes en batterijen was versterkt. Het voor deel, dat er in gelegen was dat men zich hier aan de zijde der attaques bevond, kwam reeds eerder ter sprake1). Het genoemde kamp was reeds de 6e Mei na gehouden verken- gemarkeerd en vier dagen later begonnen 3000 man aan het opwerpen der linie. De tussenruimten tussen de werken lieten de gelegenheid open tot aanvallend optreden, met name voor de cavalerie, doch zij konden zo nodig in één dag worden gesloten, en dan zou het leger belangrijk meer vrijheid van handelen krijgen. De 15e werd ook aan de zijde van Valenciennes een kamp gemarkeerd (hoewel de consideraties van de 16e anders luidden), en dezelfde dag werd bericht ontvangen, dat Villars de 13e te Péronne was aangekomen. De 19e ging een detachement van 4000 ruiters ter verkenning uit in de richting van Arras en Dourlens, onder Fels en Hompesch, doch geen sterke vijandelijke krachten werden waar genomen 2). Een voordeel voor de geallieerden was, dat de Hessen onder Spiegel de 21e in het leger aankwamen, maar niettemin moest met een vijandelijke overmacht te velde rekening worden gehouden. De magistraten van Brussel en Gent, bevreesd voor een herhaling van hetgeen twee jaar te voren was gebeurd, vroegen versterking van garnizoen, maar verklaarbaar is, dat zij een afwijzend antwoord ontvingen 3). De 22e werd met zekerheid bericht, dat de Fransen met sterke krachten gelegerd waren bij Cambrai. Inderdaad was Villars' legermacht die dag geconcentreerd, en kampeerde zij ongeveer 10 km ten Noordwesten van genoemde plaats, tussen Thun l'Evêque en Marquion. Villars zelf was reeds de 19e te Cambrai aange komen. In zijn gevolg bevonden zich de pretendent Jacobus (iii) Feldzüge XII-^8 6. Murray V-26; Europ. Mere. 295, 298, 303. Opgemerkt zij, dat het markeren van een kamp aan de zijde van Valenciennes niet strookt met hetgeen wordt aangeraden in de in noot 1) vermelde 'Considerations', volgens welke men de vijand in de linies zou afwachten. Marlborough echter spreekt van 'to meet the enemy, if they should attempt to come on that side to disturb our siege'. Oe ware reden van het detachement van 4000 beredenen naar de zijde van Arras vindt men in de brieven van Eugenius aan Sinzendorff en de Keizer, in Feldzüge XII, Suppl' p. 83 vlg. Het ging om het quasi gevangen nemen van de kardinaal van Bouillon, die de Franse zijde wilde verlaten en beloofde, zijn invloed in de Zuidelijke Nederlanden ten bate der geallieerden aan te wenden. Om zijn goederen te redden was overeengekomen, dat hij door de geallieerde ruiters zou worden op gelicht, wat bij Avène le Comte zou geschieden. De afspraak liep mis, doordat de kardinaal juist een uur te voren was vertrokken. De 22e kwam hij echter in het geallieerde kamp, waar hij met groot eerbetoon werd ontvangen, in de hoop dat zijn voorbeeld navolging zou vinden. De grote verwachtingen, op zijn overgang gebouwd, werden echter niet verwezenlijkt. Over hem o.a. Eur. Mere. 304, 303; Murray V-33. 3) Murray V-30, 32, 33. 6ll

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 651