Op enige afstand van de fourageurs stonden derhalve het Maison du Roy en de gehele cavalerie der Franse rechtervleugel geposteerd, en daarachter nog een 40 a jo eskadrons van de linkervleugel. In de hoop, dat zich een grote ruiterslag zou ontwikkelen werden de Fransen echter teleur gesteldde geallieerden doorzagen de opzet, en bleven binnen hun stellingen1). Even weinig geluk hadden de geallieerden hunnerzijds met een in de nacht van 9 op 10 Juni ondernomen poging om Ieperen te over rompelen. Het garnizoen was slechts zwak, en een partijganger uit de stad, zekere Bardau, nam op zich, toegang te verschaffen. Het bevel over de troepen was opgedragen aan de generaal-majoor Chanclos en de brigadier Chambrier; de leiding bij de eigenlijke aanslag had de kolonel Savary, die wij reeds als een koene partij ganger leerden kennen. De betrokken troepen, o.a. het regiment cavalerie van Chanclos, de carabiniers en een regiment Zwitsers van Albemarle en het regiment van Huffel, waren, om minder achterdocht te wekken, reeds enkele dagen te voren naar de om liggende steden gezonden, schijnbaar tot versterking der garni zoenen. Op de bepaalde tijd was Bardau op zijn post. Met een 20 man, zogenaamde gevangenen, door 8 ruiters begeleid, werd hij door de barrière in de bedekte weg gelaten. Op enige afstand volg den 100 man onder Savary. Nauwelijks was echter het voorste troepje in de bedekte weg of aan alle kanten brak een hevig geweer- en zelfs geschutvuur los. Blijkbaar had men met een valstrik te doen, vermoedelijk door Bardau gespannen, hoewel deze hierbij een niet gering risico op zich moet hebben genomen. Tot hun geluk kwamen de misleiden met niet te veel verlies, o.a. de acht ruiters, weer naar buiten. Bardau had zich uit de voeten gemaakt. Een troost voor de geallieerden was, dat de aanslag toch zijn nut kon hebben: mogelijk zou de vijand er door worden bewogen, zijn garnizoenen te ver sterken, uit den aard der zaak ten koste van het veldleger. De ge deputeerden waren slecht te spreken over het feit, dat Marl borough hen in 't geheel niet in de onderneming, die met Staatse troepen werd uitgevoerd, had gekend, doch de hertog verontschul digde zich met het oog op de noodzakelijke geheimhouding 2). Een tegenhanger tot dit exploit was een Franse aanslag op Luik, welke toevalligerwijs de volgende nacht (de 10e Juni) plaats had. Een bende van 500 partijgangers uit Namen, onder Macquinay overrompelde des morgens in de vroegte een poort, trok de stad in, nam de hoofdwacht gevangen, en plunderde o.a. het huis van de Verbaal ged. 9 Juni. 2) Chanclos aan Vegelin 10 Juni 1710, bij Slothouwer p. 385 nt. 1. 617

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 657