vuer hadden gegeven maakten regtsom en verlieten haar poste.
Volgens Maffei had dit laatste betrekking op twee Zwitserse ba
taljons, welke links van de Beieren stonden. Achtereenvolgens wer
den nu de Beierse grenadiers, twee bataljons Beierse gardes en ten
slotte ook de Keulse gardes, eveneens twee bataljons, in de flank
aangetast en opgerold. Onder grote verwarring waren zij genood
zaakt, het dorp te ontruimen. Onmiddellijk achter het dorp, waar
holle wegen, heggen en een of meer boerderijen van het in het
Zuiden gangbare, vestingachtige type de verdediging begunstigden,
werd nog heftig tegenstand geboden; ook op en om het kerkhof
schijnt nog vinnig te zijn gevochten.
Op last van Villeroy zette d' Artaignan een tegenaanval in. Niet
minder dan i 3 bataljons, de gehele rechter helft der eerste infanterie-
linie, namen er aan deel, n.l. de regimenten Picardie, Clare,
Gondrin, Royal-Italien, Alsace, Sourches en Bellesune. On
derwijl traden ook aan de kant der geallieerden nieuwe korpsen in
de strijd, met name de brigades van Ziethen, Nassau-Wouden-
berg, Argyll, van de eerste, Murray, Bernstorff en Welderen
van de tweede linie, zodat tenslotte ook hier zeker de helft der
infanterie aan de verbeten worsteling om en bij Ramillies deelnam
'Je ne crois pas', zegt Villeroy, 'que depuis qu' on va a la guerre
l'on ayt jamais entendu un si gros feu de part et d'autre'.
Eindelijk bleef d'Artaignan evenwel meester van het fel om
streden dorp. Hij zou zich er echter niet lang kunnen staande houden.
De cavalerie der bondgenoten begon Ramillies aan de Zuidzijde te
overvleugelen, en ten Noorden ervan rukte een nieuwe infanterie-
linie op, die reeds de beek 'un marais' zegt d'Artaignan over
schreed. Hij begreep, dat het tijd werd, zijn bataljons uit de heksen
ketel, die het brandende dorp geweest moet zijn, terug te nemen,
wilden zij niet het lot ondergaan, dat Tallards ongelukkige regi
menten in Blenheim had getroffen. Hiertoe was echter allereerst het
terugwerpen van de vijandelijke infanterie ten Noorden van het dorp
nodig. Van de ongeveer 26 bataljons, welke nu reeds waren ingezet,
was blijkbaar geen voor een nieuwe operatie bruikbare troepen
macht te formeren (een gewoon verschijnsel bij dorpsgevechten),
zodat d'Artaignan in persoon de hulp ging inroepen van de brigade
Franse en Zwitserse gardes, die, onder de Guiche, nog intact was.
Hijzelf en de Guiche stelden zich aan het hoofd der uit 9 bataljons
bestaande brigade; tevens gaf hij bevel, het dorp te verlaten en de
troepen achter de gardes te verzamelen.
De gardes gingen 'avec le plus bel ordre du monde' ten aanval.
De voorste vijandelijke troepen werden over de beek teruggewor-
4i