voltrecken, maer de vijanden de fascines door lange haeken weg-
gehaelt hebbende, wierd ons volk door 't continued werpen van
granaden genootsaekt te retireren'. Ook het werpen met stenen
vond ruime toepassing, zowel uit de hand als met steenmortieren.
Het vuur dezer laatsten onderscheidde zich niet door pijnlijke
nauwkeurigheid. In het rapport over de nacht van 9 op 10 Juni
lezen wij althansOok heeft men onze granadiers uit de post van
de bedekte weg moeten lichten, omdat er eenige het ongeluck hebben
gehad van door onze eijgene steenen gequest te worden'
Ondanks deze en velerlei andere verdrietelijkheden vorderden de
belegeraars langzaam maar gestadig. In de nacht van 3 op 4 Juni viel
eindelijk de flêche vóór ravelijn 30. De Fransen hadden er 14 bom
men in begraven, die op het geëigende ogenblik door middel van
een saucisse of buskruitworst zouden worden ontstoken. Maar deze
verrassing bleef de belegeraars bespaard doordat een van hun bom
men de vorige dag de worst had doen ontbranden en het vuurwerk
derhalve ontijdig de lucht in ging. De Fransen hadden er nog slechts
een kleine wacht in achtergelaten.
Een bewijs van de vorderingen der geallieerden is ook, dat de
verdediger de ^e de tijd gekomen achtte, retranchementen op te
werpen in de ravelijnen 39 en 30. Te meer was dit nodig, omdat
voor deze werken, anders dan voor de ravelijnen 28 en 27, droge
grachten waren.
In de nacht van 4 op Juni kwamen de aanvallers bij de rechter
attaque voor het eerst over de voorgracht voor het ravelijn 28, zodat
ook hier de onderaardse strijd om het glacis kon beginnen.
De volgende dag kwam een Franse bom in een van de eigen wer
ken terecht n.l. de inspringende wapenplaats tussen de ravelijnen
39 en 30, en ontstak een mijn, die wel enige schade aan de bedekte
sappe der aanvallers aanrichtte, maar toch voor 'un meilleur usage'
bestemd was geweest.
Tussen 7 en 8 Juni was het zover dat de geallieerden bij de linker
attaque hun eerste batterij (van stukken) op de contrescarp konden
bouwenreeds de volgende dag volgde een mortierbatterijin de
nacht van 10 op 11 Juni nog twee kanonbatterijen. De 12e waren de
belegeraars meester van de gehele contrescarp vóór de werken 30
en 39, met uitzondering van de tussen beide gelegen inspringende
wapenplaats, en konden zij beginnen met het maken van de afdalin
gen, als uitgangspunten voor de gracht overgang. Bij het werk van de
'Drie gaten' had men al een paar dagen eerder op de saillant van de
620
ld. 9, 12 Juni l.c.