ook deze gracht over te steken, toen, naar de gedeputeerde Vegelin
meedeelt, het werk moest worden opgeschort op bevel van de beide
veldheren. Het was, zo luidde het motief, ter voorkoming van grote
verliezen beter, de beide attaques gelijke tred te doen houden.
De ware reden was echter volgens Vegelin een andere. Er heerste
tussen de twee attaques een wedijver; met name tussen de bevel
hebbers, Johan Willem Friso en zijn oom Anhalt-Dessau. Deze
laatste nu had bij de prinsen geklaagd dat het tot 'disreputatie' zowel
van hem zelf als van de door hem gecommandeerde Pruisische
troepen zou strekken, wanneer zijn jonge neef met de palm der
verovering van Douai zou gaan strijken, en door deze klaagliederen
had hij de veldheren tot de genoemde maatregel weten te brengen.
Bij de rechter attaque wilde het in deze tijd niet recht vlotten.
Dessau en de officieren weten de schuld aan de ingenieurs of
directeurs, en deze beriepen zich op technische noodzakelijkheden
en moeilijkheden, welke de niet-technische officieren, de veldheren
niet uitgezonderd, moeilijk konden beoordelen. Ook Vegelin wist
niet wat er van te denken, totdat hij eerst jaren later de ware toe
dracht vernam, en wel van Hertel zelf, de directeur der approches
bij de rechter attaque. Johan Willem Friso had hem namelijk
onder vier ogen gevraagd, te zorgen dat de rechter attaque achter
bleef bij de linker, en Hertel had hieraan gehoor gegeven door het
werk te doen traineren. Vegelin, die deze wijze van omspringen
met het landsbelang niet kon waarderen, zou, zo zegt hij, nooit
hebben willen geloven dat Hertel zich tot zoiets zou lenen, wanneer
hij het hem niet zelf, na de dood van Johan Willem Friso, had
verteld 1).
Dat een dergelijk misbruik kon plaats vinden, lag grotendeels aan
het monopolie, hetwelk de directeurs en ingenieurs hadden van de
kennis der belegeringstechniek, en de onafhankelijke positie die zij
dientengevolge innamen. Naar het schijnt trokken zij zich zelfs van
de veldheren niet te veel aan.
Treffend komt dit uit in de wijze waarop Eugenius zich over hen
uitlaat. 'Auf diese Manier aber'- d.i. door de eigenwijsheid der
ingenieurs 'bleibt alles steckhen und ligen und ist umbso viel
schwerer, ja fast unmöglich, eine Belagerung zu fiihren, wie es sein
sollte, weillen weder ich noch der Mylord Due darunter nichts thun,
oder vill sagen khönen, da diese Feut schreyen und reden lassen und
ihrer Caprice nach gleichwohl thun, was sie wollen' 2).
Eugenius van Savoye aan Sinzendorff 20 Juni (Feldzüge XII, Suppl4 p. 140). Ph. Vegelin v. Claer-
bergen, Relaas fol. 40, 41.
2) Eugenius aan Sinzendorff zie noot 1
623