van zijn kunde en ervaring best kon gebruiken. Men kon in deze
gerust van een noodtoestand spreken x).
Weinig verkwikkelijk was ook de verhouding tussen Fagel en
Schulenburg; de een wilde met de ander niets te maken hebben.
Maar goed dat hun beider attaques door een brede inundatie waren
gescheiden. Slechts één lichtpunt was er in deze toestand: elk wed
ijverde om het hardst om de ander vóór te zijn wat de werken
aangaat 2).
Daar de prinsen achteraf 26 bataljons wel wat weinig vonden voor
het beleg, zonden zij de 2oe nog vier bataljons onder de brigadier
Douglas tot versterking van het insluitingsleger. Voorts vereiste
de veilige overkomst der artillerie van Douai de aandacht. De 19e
Juli ongeveer was de gehele belegeringstrein aldaar ingescheept.
De afvaart liet echter nog enige tijd op zich wachten. Het vervoer
moest te water geschieden tot Pont a Vendin en vandaar over land
tot aan het kamp. Tot dit laatste dienden waarschijnlijk ook de 500
wagens, welke Marlborough tegen de 20e te Doornik bestelde,
evenals het verbeteren van de wegen tussen Pont a Vendin en
Beuvry. Ter beheersing van de waterstand op het Deule-kanaal
werden de sluizen te Pont a Don hersteldtroepen werden aange
wezen tot bewaking van de waterweg van Rijssel naar Pont a Vendin.
Ook uit Holland werd blijkbaar nog steeds artillerie verwacht;
Marlborough althans bestelde de 21e 100 trekpaarden te Gent,
om de schepen met artillerie en munitie de Lys op te trekken.
Tot het escorteren van de artillerietrein werden de troepen aan
gewezen, die de 21e uit Duitsland te Doornik aankwamen, n.l.
4 bataljons en 9 eskadrons van de Palts en nog twee Saksische
bataljons. De 23e hadden zij opdracht, zich aan het Deule-kanaal
te bevinden. Die dag voer, onder toezicht van Cadogan, het grote
convooi van Douai af. De 24e des avonds was het te Pont a Vendin;
de volgende dag werd met overladen begonnen. Zodoende werd het
de 27e vóór de eerste artillerie het kamp bereikte, dus ruim tien
dagen na de insluiting der vesting 3).
Wij zagen, dat de berenning de 1 je was geschied. De avond van
deze dag werd verlicht door het afbranden van de voorsteden en
andere te dicht bij de stad staande huizen. Een uitzondering werd
gemaakt voor de 'faubourg' buiten de poort van St. Prix, waar een
wacht van 40 dragonders werd geplaatst. Insgelijks was een wacht,
ter sterkte van 100 man, geposteerd in het kasteel en de molen van
63s
Slothouwer p. 396, 391, 392.
2) ld. p. 409, nt. 1.
3) Murray V, 75-77, 79, 81-83.