noemde maatregel welke Guiscard, buiten zijn medeweten, nam,
en die 14 eskadrons dragonders deed uitvallen, gevoegd bij het op
treden der Denen aan tegenovergestelde zijde, was de aan Franse
zijde bestaande overmacht reeds dadelijk in een, zij het ook kleine,
minderheid veranderd.
Eenige tijd nadat de aan de Vistoule staande Franse afdelingen door
de bataljons van Werthmüller Noordwaarts waren gedreven, ging
de geallieerde ruiterij ten aanval. De Franse cavalerie had een tame
lijk achterwaartse opstelling gekozen, blijkbaar opdat het flankvuur
vanuit Ramillies des te beter tot zijn recht zou kunnen komen.
Guiscard deelt dan ook mede, dat de bondgenoten, met het oog op
dit vuur, zoveel doenlijk links aanhielden, en dat hieraan was toe te
schrijven dat hun eskadrons zonder tussenruimte bij elkaar aansloten.
De 21 Deense eskadrons trachtten, links aanhoudende, de vijand in
de flank te komen, doch doordat zij op de Vistoule stuitten, ontbrak
hiertoe de nodige ruimte, wat hen bewoog, zich althans ten dele bij
de eerste linie aan te sluiten.
Guiscard besloot, de vijand niet staande af te wachten, doch hem
tegemoet te gaan. Op dit besluit was ook de Staatse infanterie van
Werthmüller van invloed, welke het Maison du Roy in de rech
terflank begon te bevuren.
Flalverwege had de botsing plaats tussen de geduchte ruiterscha
ren. Uit de aard der zaak loste zij zich op in een reeks afzonderlijke
gevechten, waarvan onmogelijk een enigszins nauwkeurige beschrij
ving valt te geven. Aanvankelijk streden de Fransen niet zonder voor
deel. Enige Nederlandse eskadrons werden overhoop geworpen.
Sommige eskadrons van het Maison du Roy braken door de eerste en
zelfs door de tweede vijandelijke linie, zodat kritieke ogenblikken
ontstonden. Zware verliezen leed hierbij de Flollandse ruiterij van
de Blauwe garde onder de dappere majoor Sayer, die geruime tijd
met de elitetroepen van de Zonnekoning slaags was. Eerst in de derde
linie der geallieerden, waar prins Willem van Hessen het bevel
voerde, werden de doorgebroken eskadrons overweldigd en tot de
terugtocht gedwongen. Op de linkervleugel der eerste Franse linie
streden o.a. de regimenten Courcillion en Cano, van welke be
richt wordt, dat zij de geallieerde ruiterij, die sterk naar links
opschoof, met voordeel in de flank aangrepen (zie Bijlage 13).
De doorslag in de cavaleriestrijd gaven evenwel de versterkingen,
welke Marlborough tijdens het gevecht van de rechter- naar de
linkervleugel overbracht. Napoleon placht voor een dergelijke be
slissende stoot zijn algemene reserve in te zetten, doch in dit geval
kon zij slechts met behulp van een deel der ruiterij van de rechter-
43