aangevallen te zijn in paniek de vlucht, waarbij 13 man
verdronken. De bevelvoerende luitenant, die het eerst op de
vlucht was gegaan, werd door de krijgsraad veroordeeld tot
degradatie en wegjaging na het beleg. De bezetting werd door
een andere vervangen.
Bij Schulenburgs attaque maakten de belegeraars langzaam
vorderingen over de smalle dijk 37 en sinds de 7e langs de vooi -
gracht, wat met een z.g. gabionnade moest geschieden, waarbij de
schanskorven met zoden werden gevuld bij gebrek aan aarde. Grote
hinder werd hierbij ondervonden van het vuur uit de bedekte weg,
maar ook van een batterij van drie stukken op bastion 3 bij de
'Porte Neuve', en van twee lichte stukken op de redoute 66, welke
beide batterijen de naderingswerken écharperend beschoten. Verder
wierpen de verdedigers een retranchement op in de aarden lunet 2 2
en maakten zij een coupure in de lange face tegenover deze lunet,
ter verdediging van de naastbijzijnde saillant. De 11e kwam daarbij
nog een batterij van 2 stukken op de uitspringende hoek van de
bedekte weg tegenover het ravelijn 20, al mede om de dijk 57 in de
lengterichting te bevuren, wat zij met zo goed gevolg deed dat er
nog twee stukken aan werden toegevoegd. De belegeraars bleven
het antwoord niet schuldig. De 11e opende een batterij van 7
stukken, aan de dijk 57 opgesteld, het vuur op de bres van het
kasteel en de werken 21, 22 en 40, en de 12e deed zich een nieuwe
batterij van 9 stukken bij de molen van Annezin horen, speciaal tei
bestrijding van het geschut op het bastion 3 en de redoute 66. De
artillerie op het genoemde bastion was reeds de zelfde avond ge
demonteerd.
Daarentegen openden de Fransen nog dezelfde dag het vuur uit
een nieuwe batterij van 3 stukken, opgesteld op het werk 28 voor
de poort van St. Prix. Het nuttig effect van al deze batterijen bestond
nog niet zozeer in de toegebrachte verliezen als wel aan de ver
tragende invloed op de werkzaamheden, welke toch reeds met grote
terreinmoeilijkheden hadden te kampen. Tot overmaat van ramp
vielen er de 12e en 13e nog zware regens, die de loopgraven in
modderpoelen veranderden1).
Zoals gewoonlijk in dergelijke omstandigheden deden zich stem
men van critiek horen op het gevoerde beleidmen had beter
gedaan, zo werd gezegd, zich tot de oorspronkelijke nadering langs
de weg naar St. Pol te bepalen. Af en toe, als de 6e en wederom de
12e, bezochten de prinsen het beleg om zich van de vorderingen te
642
1) Journal 8-12 Augustus. Over de uitval van 7 Augustus: Ivoy i. d.; Quincy Vl-349.