digde. In de morgen van de 19e waren deze nagenoeg gereed; men liet opzettelijk een kleine ruimte open om de verdedigers 'de suspicie van het stormen te benemen', denkelijk ook om minder kans op vernieling te lopen. In de avond van de 19e verzuimden de belegerden, bij het invallen der duisternis een hevig vuur op de descentes te openen, zoals zij de laatste twee nachten hadden gedaan; de geallieerden maakten hiervan gebruik om het nog aan hun bruggen en dammen ont brekende aan te vullen. Ook beging men de onvoorzichtigheid, de troepen, welke des nachts de bezetting van de bedekte weg ver sterkten, bij het krieken van de ochtend te laten inrukken. Onge veer vijf uur in de morgen liet Schulenburg, door een losbranding van de gehele artillerie, het sein tot de storm geven. Hij geschiedde in vier echelons ie 300 grenadiers en 300 fuseliers in drie colonnes, onder de kolonel Dopf, de luit.-kolonel Sacken en de majoor v. Vehlen 2e 400 arbeiders onder een luit.-kolonel en een majoor 3e een reserve van 100 grenadiers en 300 fuseliers onder een luit.- kolonel; 4e een reserve van 400 arbeiders, eveneens onder een luit.-kolonel. De secrete bruggen bleken ondeugdelijk; zij waren glibberig, onvast en niet voldoende stevig aan de overzijde beves tigd zodat het stormen erover mislukte en werd opgegeven, waarbij het de grootste moeite kostte, de nadringende manschappen in het logement te doen terugkeren, wat met zware verliezen gepaard moet zijn gegaan. Over de fascinedammen echter bereikten de aanvallers het glacis. De bezetting hiervan gaf, zodra de aanvaller bij de palissaden was gekomen, een salvo en nam daarop overhaast de vlucht, met uit zondering van de verdedigers van de inspringende wapenplaats. Aan de linkerzijde achtervolgden de aanvallers hen tot tegenover het ravelijn 20 en zelfs nog verder, en ter rechterzijde tot de in springende wapenplaats rechts (van buitenaf gerekend) van de lunet 40. Op beide punten heerste de grootste verwarring, totdat het vastberaden optreden van enkele Franse officieren en ingenieurs de toestand herstelde. Op de eerstgenoemde plaats waren dit wederom de ingenieur Salmon met zijn luitenant de la Giboudiere; zij kwamen, na een lange omweg door de stad te hebben gemaakt, omdat de bedekte weg in handen der aanvallers was, ter plaatse, verzamelden een troep grenadiers en anderen en wonnen weer terrein tot aan een coupure tegenover de aarden lunet 22, waar zij verder stand hielden. De aanvallers leden ernstige verliezen bij hun terugtocht over de lange face onder het vuur uit de stad en de werken 21 en 22. Aan 64 5

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 685