aanslag op het grote convooi van Douai moest worden afgezien wegens de maatregelen, ter beveiliging genomen; zodoende bleef het bij kleine acties tegen het fourageren, wat tot weinig betekenende ge vechten met wisselende uitslag aanleiding gaf. Behalve de reeds eerder genoemde, valt een dergelijke actie op de 27e te vermelden, waar bij de keizerlijke huzaren bij een aanval op vijandelijke fourageerders behalve enige gevangenen een kleine 300 paarden buit maakten. De Fransen behaalden een klein voordeel door het innemen van de stenen redoute van Mortagne, in de nacht van 23 op 24 Juli, door een 100 grenadiers onder Mr Jacob, neef van Pasteur van wiens wapenfeiten de post van Mortagne reeds eerder getuige was geweest. De bezetting, bestaande uit niet meer dan 20 man onder de sergeant Couster van het regiment van Albemarle verdedigde zich onversaagd gedurende drie uren, totdat Couster na herhaalde lijk afgebroken onderhandeling nog een redelijke capitulatie wist te sluiten1). Overigens vatte Villars het plan op, zich de tijd gedurende welke de geallieerden met het beleg van Bethune zouden bezig zijn, ten nutte te maken om een linie aan te leggen, die de Scarpe met de Canche zou verbinden en zodoende aan een doordringen in Zuide lijke of Zuidwestelijke richting de pas afsnijden, terwijl tevens Arras, Flesdin, Dourlens en de Zuidelijker gelegen plaatsen afdoende beveiligd zouden zijn. De koning hechtte zijn goedkeuring aan het plan, en de 27e maakte de maarschalk zijn beschikkingen tot de uitvoering. Blijkens een gehouden revue telde het Franse leger 169 bataljons, waarvan 1^0 in het kamp van Agny; de rest in Hesdin, Dourlens en Le Catelet. De geallieerden hadden, naar men wist, een nagenoeg gelijk aantal bataljons. Geheel zonder gevaar was de operatie niet. Er zou een mars van globaal 1 tot 3 o km gemaakt moeten worden op -J- 1 2 km van de linkervleugel der bondgenoten, die bij Aubigny stond. Het mar cheren placht, vooral bij de Fransen, hoogst onordelijk in zijn werk te gaan; waren de geallieerden van het plan verwittigd, dan was de kans op een overval tijdens de mars niet denkbeeldig, en deze mogelijkheid werd des te groter, doordat de verafstaande Zuidelijke vleugel nog moest worden aangetrokken. Wat dit aangaat had Villars echter geluk. De 30e Juli overtuigde hij zich door een persoonlijke verkenning dat de tegenpartij nog in haar oude positie stond, en de volgende morgen drie uur nam de mars een aanvang. De geallieerden waren in zoverre voorbereid, dat de veldheren 6^4 Murray V-84. Eur. Mere. 133.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 694