de 28e een kampement hadden 'gemarkeerd'- Marlborough
spreekt van 'a field of battle' van Magnicourt over Betonsart tot
aan de bossen van Mont St. Eloy1).
Tussen 6 en 7 uur van de 31e kregen de geallieerden het eerste
bericht van 's vijands afmarsomstreeks 8 uur namen de voorposten
het hoofd van zijn leger waar, om 10 uur had hij Avène-le-Comte
bereikt, en tussen 4 en uur des namiddags bleek dat de vijand
zijn nieuwe positie had ingenomen, zich uitstrekkende van Agny
tot voorbij Berlencourt aan de Canche, met het hoofdkwartier te
Fosseux bij Avène-le-Comte.
Intussen hadden de geallieerde veldheren orders gegeven tot het
aantrekken van het detachement van de erfprins van Hessen, van de
Paltsische troepen, die te Pont a Vendin stonden, en van de veld
artillerie, voor zover zij tijdelijk bij het beleg was ingedeeld. Tevens
ontvingen 6 bataljons en eskadrons van elke attaque opdracht,
zich marsvaardig te maken om zich in geval van nood bij het veld
leger te voegen. De genoemde veldartillerie vertrok 's morgens
2 uur van de ie Augustus naar het leger: de troepen van het in-
sluitingsleger hebben blijkbaar geen nadere oproep ontvangen.
Intussen had het veldleger het de 28e gemarkeerde kamp betrokken.
De ie Augustus was in het geallieerde kamp alles reeds vroeg in
een 'playsierige beweging'ieder verlangde er naar, eindelijk hand
gemeen met de vijand te worden, en men meende dat het nu zo ver
zou komen, althans volgens Johan Vegelin. Zijn oudere broer
Philip, de gedeputeerde, die voor dienstaangelegenheden te Douai
vertoefde, kwam ijlings naar het leger. Hij arriveerde er in de mor
gen van de ie, doch vond tot zijn teleurstelling alles rustig. Van een
'playsierige beweging' bemerkte hij weinig. Bij de veldheren in
formerende naar de situatie kreeg hij ten antwoord, 'que si l'ennemi
ne venoit pas a nous, nous ne l'irions pas chercher chez luy'. Van
weerskanten had enige verkenningsactie plaats, doch overigens
gebeurde er niets.
In het leger heerste over deze gang van zaken grote teleurstelling.
Alle generaals, althans van de linkervleugel, waren van gevoelen dat
men de slag had moeten wagen 'synde', zo schreef Johan Vegelin,
'onder groot en kleen een onuitsprekende courage, gelyk 's morgens
klaerlyk bleek, doen de apparentie vermeerderde, daer ter contrarie
doen er contraordre quam yder 't hooft liet hangen'. Men ver
weet de veldheren, niet bijtijds de beschikkingen te hebben ge
troffen om de vijand tijdens zijn mars te overvallen, en had daarna
6SS
Pelet X, 61-68.