nog gehoopt dat men hem de i e Augustus zou aantasten in zijn ver schansingen, die toen nog weinig te beduiden konden hebben. Ook Pesters en Tollius, de gedeputeerden bij het veldleger, waren van deze opinie, 'synde het seer aenmerkelyk dat op andere tyden altoos de Heeren Gedeputeerden meerder difficulteyt om sulken resolutie te nemen hebben gemaekt als de Princen en byzonders Milord Due' 1). Het is moeilijk aan te nemen, dat 's vijands beweging voor de geallieerde veldheren onverwacht kwam. Sedert enige dagen reeds waren dienaangaande 'adviezen' binnengekomen. Men wist dat Villars 29 Juli het terrein had verkend in de streek van Avène-le-Comte tot aan de Canche, en des avonds van de 30e had men bericht, dat de vijand voor vier dagen brood zou uitdelen en de volgende morgen op mars gaan. Het blijkt echter niet dat, afgezien van het markeren van het slagveld op de 28e, te voren enige maat regel is genomen om de mars te verhinderen. Dit laatste had men, zonder het nog op een slag te laten aankomen, zeker kunnen doen door tijdig een meer voorwaartse stelling in te nemen. Dit bewijst wel het feit, dat Villars zich de 30e nog eens vergewiste, dat de tegenpartij nog in haar oude positie stond. Het gerucht liep, dat het gebeurde te wijten was aan de regering in Den Haag, die zich tegen het 'hasarderen' van een slag zou hebben verklaard. Ook de veldheren zelf schijnen zich, om de stemming te sussen, in die geest te hebben uitgelaten. Vegelin vermoedde dat een wijziging in het veldtochtsplan had plaats gehad, wat tussen de veldheren en de regering zou zijn bedisseld; hij bracht dit niet ten onrechte in verband met de zending van Cronström naar Den Haag en schreef in die zin aan de raadpensionaris. Heinsius, Slinge- landt en Hop spraken echter een en ander ten stelligste tegen, en zeiden, van een verandering in het veldtochtsplan niets te weten. Zij erkenden, het 'hasarderen' van een slag te hebben afgeraden, doch dit was tijdens het beleg van Douai, toen de vijand sterk ver schanst lag; in dit geval was de toestand geheel anders, en overigens stond het al of niet slag leveren ter beoordeling van de veldheren. Dat dezen echter, bij goede kans op een overwinning, liever slag geleverd zouden hebben, behoeft men niet te betwijfelen2). Wij kennen echter reeds het vaste beginsel van Eugenius, zich 6^6 x) Slothouwer p. 404. De schrijver behandelt deze episode uitvoerig in p. 399-408. Verbaal ged. 31 Juli. Tilly aan de griffier Fagel 31 Juli (St.Gl. £o29a). 2) Over het slag leveren en over de zending van Cronström zie pag. 629 noot 1Slothouwer (p. 407) oppert de mogelijkheid, dat de werkeloosheid der bondgenoten zou zijn te verklaren doordat Marlborough aan een operatie naar de kust (Boulogne) de voorkeur gaf boven een slag. Hierbij wordt echter de beslissende stem welke Eugenius in de vraag van het al of niet slag leveren zeker zal hebben gehad, over het hoofd gezien.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 696